Bijbeluitleg

De arbeiders in de wijngaard (Matteüs 20:1-16) - Peter van 't Riet
Vers-voor-vers-toelichting

Matteüs 20 begint met de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard. Het is een van de vele gelijkenissen waarin Jezus iets fundamenteels uiteenzet over het koninkrijk der hemelen, ook wel het koninkrijk Gods genoemd. Hij doet dat door een vergelijking te maken met een alledaagse situatie waarin menselijke gedragspatronen naast elkaar worden gezet. Per vers of groepje verzen maak ik er enkele kanttekeningen bij vanuit de joodse achtergrond van de evangeliën.

De arbeiders in de wijngaard

Deze gelijkenis sluit aan bij het direct voorafgaande gesprek van Jezus met Petrus over het loon voor het volgen van Jezus (Matteüs 19:27-30). Kennelijk hadden zijn eerste discipelen het gevoel dat hun bevoorrechte positie binnen de groep van Jezus' aanhangers niet vanzelfsprekend was en dat zij die moesten delen met degenen die zich later hadden aangesloten.

Hoewel de twaalf discipelen twaalf tronen in het vooruitzicht worden gesteld, lijkt de uitspraak waarmee Jezus deze korte discussie met Petrus besluit, zijn argwaan te bevestigen: "Maar vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten" (Matteüs 19:30). Maar is dat ook zo? Aan het eind van deze gelijkenis wordt deze uitspraak nogmaals herhaald en zal ik een ander perspectief laten zien

We zullen het verhaal in Matteüs 20 vers voor vers door lopen.

Vers 1 - Want het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een heer des huizes, die 's morgens vroeg arbeiders voor zijn wijngaard ging huren.

Toelichting : Het koninkrijk der hemelen is naar joods optiek het leven op aarde onder de aanvaaring van de God van Israël als koning van de wereld en op basis van de Tora, die de grondwet van Zijn koningschap is. In het geval van de evangeliën gaat het om de messiaanse gemeenschap die Jezus voor zijn aanhangers voor ogen heeft. 

In een gelijkenis wordt slechts één aspect van het leven in dat koninkrijk, in die messiaanse gemeenschap, behandeld. Door de verhaalvorm zijn vaak verschillende interpretaties en toepassingen mogelijk. Daar kan de discussie dan over gaan. 

Matteüs spreekt altijd over 'koninkrijk der hemelen', terwijl Lukas het over 'koninkrijk Gods' heeft. Het woord 'hemel(en)', waarmee Matteüs God bedoeld, is typisch voor de voorzichtige wijze waarop vrome joden over God spreken. De basishouding van het Jodendom tegenover God is namelijk de balans te houden tussen liefde en eerbied/vrees. Zie de openingszin van het Onze Vader bij Matteüs: "Onze Vader (liefde), die in de hemel is (eerbied)."

De wijngaard is een symbool voor Israël. De basis van deze symboliek ligt in Tenach, bijvoorbeeld in het verhaal over Achab die zich wederrechtelijk de wijngaard van Nabot toeëigend om er een moestuin van te maken (1 Koningen 21). Een wijngaard betekent jarenlang grond en wijnstokken verzorgen en wachten op oogst. Een moestuin staat daarentegen voor vandaag zaaien, morgen oogsten. De relatie tussen God en Israël is een langetermijnproject. Zie ook het lied van de wijngaard in Jesaja 5.

Vers 2 - Toen hij het met de arbeiders eens geworden was voor een schelling per dag, zond hij hen in zijn wijngaard. 

Toelichting : Arbeiders/dagloners verzamelen zich in die tijd 's morgens bij zonsopgang op de (letterlijke) arbeidsmarkt om zich voor een dag of langer aan een werkgever te verhuren. Werkgevers (landeigenaren, veehouders, ambachtslieden, handelaren) komen daarheen als zij werk hebben waarvoor zij geen ander personeel vrij kunnen maken. Met loven en bieden wordt een dagloon overeengekomen.

Typerend voor de arbeidsverhoudingen in Israël is die van vrije burgers die hun economische betrekkingen als zelfstandigen onderling regelen. Weliswaar heeft de een meer bezit dan de ander, waardoor de laatste voor de eerste werk moet verrichten om in leven te blijven, maar slavernij is in Israël een ongewenste situatie.

Als een Israëliet uit pure armoede niets anders kan doen dan zich als "slaaf" verkopen aan een mede-Israëliet, dan is dat altijd bedoeld als een tijdelijke situatie, want in een sjabbatsjaar moeten alle Hebreeuwse "slaven" weer worden vrijgelaten. Het woord "slaaf" is eigenlijk geen goed woord in dit geval. Beter kunnen we spreken van de "Hebreeuwse knecht". Het gaat om een enkele jaren durend dienstverband en de Tora bevat diverse regels die de Hebreeuwse knecht bescherming bieden tegen de willekeur van zijn heer. 

In deze gelijkenis gaat het om vrije loonarbeiders ofwel dagloners, want in het koninkrijk der hemelen komt "slavernij" niet voor, ook niet het dienstverband van een Hebreeuwse knecht. Iedere arbeider die zelf geen land bezit behoort als vrij mens in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Als de werkgelegenheid dat niet toelaat, moeten alle burgers meehelpen voor de werklozen te zorgen. Niet voor niets heeft Maimonides later als hoogste trap van barmhartigheid of armenzorg er voor gekozen iemand betaald werk te laten doen. 

Vers 3 - En omstreeks het derde uur ging hij naar buiten en zag nog anderen werkloos op de markt staan,

Toelichting : De uren van de dag worden geteld vanaf zonsopgang om ongeveer 6 uur 's morgens. Het derde uur is dus negen uur 's morgens.

Vers 4-7 - En hij zei tot hen: Gaat ook jullie in de wijngaard en wat billijk is zal ik jullie geven. En zij gingen. 5 Omstreeks het zesde en het negende uur ging hij wéér naar buiten en handelde evenzo. 6 Toen hij omstreeks het elfde uur naar buiten ging, vond hij nog anderen staan en zei tot hen: Waarom staan jullie hier de gehele dag werkloos? 7 Zij zeiden tot hem: Omdat niemand ons gehuurd heeft. Hij zei tot hen: Gaat ook jullie in de wijngaard. 

Toelichting : Het zesde uur is 12 uur (noen), het negende is 3 uur 's middags, het elfde uur is 5 uur 's middags. De werkdag zal tot circa 6 uur 's avonds hebben geduurd, want dat is de tijd van zonsondergang.

Vers 8 - Toen de avond viel, zei de heer van de wijngaard tot zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal het loon uit, te beginnen bij de laatsten, tot de eersten.

Toelichting : De avond valt bij zonsondergang om 6 uur 's avonds. Uitbetaling aan loonarbeiders of dagloners vindt plaats aan het einde van de dag volgens het voorschrift in Leviticus 19:13 "Het loon van een dagloner zal niet de nacht bij jou overblijven tot de morgen." Loonarbeiders/dagloners hadden hun loon hard nodig om hun gezin te onderhouden en het zou sociaal onverantwoord zijn het gezin van een man die een dag lang gewerkt heeft, 's avonds honger te laten lijden. 

Dat de uitbetaling plaatsvindt van de laatsten tot de eersten, is voor het vervolg van belang. Zouden de eersten eerst uitbetaald krijgen, dan zouden ze met hun loon vertrekken en de kwintessens van de gelijke beloning missen.

Vers 9-15 - Toen zij, die omstreeks het elfde uur gehuurd waren, kwamen, ontvingen zij ieder een schelling. 10 En toen de eersten kwamen, meenden dezen, dat zij meer zouden ontvangen. En zij ontvingen eveneens ieder een schelling. 11 Toen zij die ontvingen, morden zij tegen de heer des huizes, 12 en zij zeiden: Deze laatsten hebben één uur gewerkt en jij hebt hen met ons gelijkgesteld, die een zware dag en de hitte hebben doorstaan. 13 Maar hij antwoordde een van hen en zei: Vriend, ik doe je geen onrecht. Ben jij het niet met mij eens geworden voor een schelling? 14 Neem het jouwe en ga heen; ik wil deze laatsten hetzelfde geven als jou. 15 Staat het mij niet vrij met het mijne te doen, wat ik wil? Of is jouw oog boos, omdat ik goed ben? 

Toelichting : Het punt waar het omgaat, is dat ook de dagloners die minder geluk hadden bij het verkrijgen van werk, een gezin thuis hebben dat onderhouden moet worden. Zij wilden wel werken - tot zelfs het elfde uur stonden zij op werk te wachten - maar er kwam niemand meer om hen in te huren.

Enkele principes van het koninkrijk der hemelen ofwel de messiaanse gemeenschap, die je uit dit verhaal zou kunnen afleiden, zijn wellicht:

1) afspraken zijn er om je zonder gemor na te komen (vers 13);
2) bereidheid om een bijdrage te leveren ook als het lang duurt voordat je erom gevraagd wordt (vers 6);
3) de zorg voor andermans welzijn ook als die er zelf maar weinig voor heeft kunnen doen (vers 15);
4) wie al langer tot de gemeenschap behoort, heeft niet meer rechten dan wie er minder lang lid van is (vers 12).

Het laatste punt speelt bijvoorbeeld bij proselitisme, de overgang van niet-joden tot het Jodendom. Als die overgang volgens de regels van de halacha - de joods-wettelijke voorschriften - is gebeurd, dan geldt dat proselieten dezelfde rechten hebben als geboren Israëlieten.

Vers 16 - Alzo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.

Toelichting : Dit is o.a. een regel uit de joodse rechtspraktijk. Als een gerechtshof overlegt over een onderzochte zaak, behoren de jongere rechters eerst hun oordeel te geven, de oudere rechters daarna. De jongere rechters zouden zich anders kunnen laten beïnvloeden door het oordeel van hun oudere collega's. Omgekeerd worden de ouderen geacht zich niets van het oordeel van de jongeren aan te trekken, maar hun eigen onafhankelijk oordeel te geven. Zij hebben het laatste woord.

Het is heel goed mogelijk dat Jezus dit ook bedoeld heeft voor zijn discipelen. Discussies over zijn leer kunnen door al zijn aanhangers worden gevoerd, maar uiteindelijk hebben de twaalf het laatste woord.


This is the website of Peter van 't Riet