Vragen & Antwoorden

Gelijkenissen (7) - Peter van 't Riet - 2020
Kun je aan gelijkenissen als die van de talenten (bij Matteüs) economische standpunten ontlenen?

Vraag : Adam Smith, de vader van de vrije markteconomie, heeft in Wealth of Nations de gelijkenis van de talenten gebruikt om zijn theorie te ondersteunen: wie heeft zal gegeven worden, vermeerderen van kapitaal is goed en wie niet meedoet moet verdwijnen. Kun je deze gelijkenis op die manier gebruiken?

Antwoord : Wat kun je nu wel en niet uit zo'n gelijkenis als die van Matteüs afleiden voor vandaag? Ik heb er altijd wat moeite mee als exegeten uit dit soort gelijkenissen economische standpunten proberen af te leiden (of zij zich nu ter rechter- of ter linkerzijde van het politieke spectrum bevinden). En helemaal als hun exegese specifiek uitmondt in een actuele politieke discussie. Daar zijn deze verhalen namelijk niet voor bedoeld. We leiden immers uit de verhalen over de wonderbare genezingen van Jezus ook geen medische standpunten af? De christenen die dat wel doen, zoals in de Pinkstergemeenten, vinden we buiten de realiteit staan.

In de farizees-rabbijnse literatuur, die nog het meest verwant is met de evangeliën, worden economische beelden vaak op dezelfde wijze als in deze gelijkenis gebruikt om allerlei ethisch-theologische problemen te behandelen. Er is onder de joodse geleerden geen aversie tegen economische zaken en economische metaforen. Men realiseert zich dat de economie belangrijk is voor het materiële welzijn van de bevolking. Er zijn wel enkele duidelijke beginselen voor het inrichten van de economie, maar die leiden niet tot een eenduidig economisch systeem.

Een belangrijk beginsel is dat iedereen moet kunnen voorzien in zijn of haar eigen levensonderhoud. De basis daarvoor was in bijbelse tijden particulier (familiaal) grondbezit. Daarom was er bijvoorbeeld een recht op terugkoop (lossing) van grond die verkocht was uit armoede (zie Ruth). Hebreeuwse slaven, die zichzelf vaak uit armoede “verkocht” hadden, moesten na verloop van tijd worden vrijgelaten om weer als zelfstandige burgers aan de volksgemeenschap te kunnen deelnemen.

Eigen verantwoordelijkheid voor het eigen leven zowel als voor dat van de directe gemeenschap waartoe men behoort, is ook zo'n beginsel dat overal in doorwerkt. Een belangrijk uitgangspunt is de armenzorg voor wie niet in staat is het eigen brood te verdienen. Die is zelfs heel concreet uitgewerkt in het voorschrift van de hoek van het veld, het verbod op de nalezing door de eigenaar van de oogst, de vergeten schoof op het veld, de tienden voor de armen in het derde jaar etc. Bij allerlei gelegenheden werd en wordt in het Jodendom geld ingezameld voor de armen. Van de rijken wordt daarbij meer verwacht dan van de minder rijken. Maar meer dan 20% mag men niet van zijn inkomsten weggeven om te voorkomen dat men zelf verarmt. Daardoor zou het welvaartsniveau van de hele samenleving immers omlaag gaan, waar niemand bij gebaat is.

Ook de armen zelf dragen verantwoordelijkheid voor hun eigen situatie. Wie kan werken, werkt. Dagloners verhuren zich op de markt. Zelfs dienen de armen iets van hun inkomen af te staan aan de armenzorg voor degenen die het nog armer hebben. In het latere systeem van barmhartigheid zoals Maimonides het geformuleerd heeft, is de hoogste graad van barmhartigheid iemand een baan bezorgen, zodat hij/zij in eigen levensonderhoud kan voorzien.

Ook hebben de rabbijnen geen probleem met rijkdom, mits eerlijk verworven. Voor wat eerlijke handel is, bestaan tal van voorschriften, die we vandaag heel normaal vinden, maar het lang niet altijd zijn geweest en voor velen onder ons nog altijd niet zijn. Zoals het wegen met eerlijke gewichten etc. Alles is gericht op de integriteit van het handelen. Vanuit die optiek is 100% winst maken niet per definitie verkeerd. Het gaat om de economische context waarin het gebeurt en of die winst eerlijk verkregen is. En omdat er van de winst armenzorg (tegenwoordig belasting) betaald kan worden, is eerlijke winst niet alleen goed voor de verwerver, maar ook voor de samenleving.

Binnen het "systeem" van Tora en joodse traditie ligt dus erg veel nadruk op de eigen verantwoordelijkheid om volgens de beginselen ervan met elkaar samen te leven. Van de overheid mag verwacht worden dat zij de samenleving zo helpt inrichten dat iedere burger de kans krijgt die eigen verantwoordelijkheid ook op zich te nemen. Daarom sluit het beginselprogramma van de Tora (ook door Jezus aangehangen) mijns inziens wél bepaalde economische systemen uit, die gebaseerd zijn op totalitaire staatsdwang (zoals het communisme en andere totalitaire systemen), maar het laat verder veel ruimte voor meer of minder economische sturing door de overheid teneinde dit beginselprogramma te realiseren. Maar dat inzicht ontleen ik niet aan de gelijkenis van de talenten, maar aan de Aramees-joodse, farizees-rabbijnse context waarbinnen Jezus volgens Matteüs dit verhaal heeft verteld, een verhaal over loyaal werken aan en wachten op de komst van het koninkrijk der hemelen.


This is the website of Peter van 't Riet