Boekrecensie

Als een duif naar het land Assur - Albert Althuis - 1989
VGL Bulletin, Orgaan van de Vereniging van Godsdienst-leerkrachten, 15e jaargang nr. 2 (juli)

De titel vind ik een vondst en de omslag is werkelijk schitterend. Nu ik m'n aantekeningen over dit boek teruglees zie ik dat deze zin de eerste notitie was die ik maakte. Ik laat hem zo maar staan want 'met het oog op gebruik in het onderwijs' is dit wel erg belangrijk. De titel maakt nieuwsgierig en je kunt hem goed onthouden, dus ook de bedoeling van het boek Jona.

De omslag is vrolijk en fijnzinnig, zo kan een boek dat bij 'godsdienst' gebruikt wordt, er dus ook uitzien. En de inhoud hoort bij wat deze titel en deze omslag beloven. Het gaat me er in het onderstaande niet om te discussiëren over de theologische vooronderstelling. Het uitgangspunt van de schrijvers is heel duidelijk af te lezen uit de ondertitel. Wie er geen belang bij heeft vanuit deze optiek het boek (nog eens) te lezen, moet er niet aan beginnen. Vindt u het boeiend om deskundigen op dit gebied aan het woord te laten dan hoort u veel nieuws, dat verzeker ik u, er staat ongelofelijk veel in dit boek.

Het gaat me er echter veel meer om te onderstrepen wat ik hierboven eigenlijk al suggereer n.l. dat ik het uitermate geschikt vind voor ons godsdienstonderwijs. Het kan dienen voor klassikaal gebruik in de bovenbouw, het kan ook door individuele leerlingen gebruikt worden. Deze 'stelling' wil ik nu graag illustreren, daarbij laat ik zo veel mogelijk de schrijvers zelf aan het woord. U kunt dan zelf oordelen zowel over de inhoud, als ook over de stijl van schrijven.

Allereerst waarom ik dit boek qua thematiek zo belangrijk vind voor de leeftijdsfase van de bovenbouw. De leeftijd waarop men zo bezig is met de eigen identiteit, met de zin van alles, met de vraag van de relatie tot andere mensen en impliciet met de vraag naar God. Dat is om wat de schrijvers de lezer als vraag voorleggen: 'Onzes inziens leert een boek als Jona ons meer over de mens dan over God. Hoe gedraagt de mens zich, hoe zou hij zich moeten gedragen? God is daarbij in het verhaal min of meer vanzelfsprekend. Wat vindt u van de veronderstelling dat het boek Jona niet geschreven is om ons iets te leren over God, maar om ons iets te leren over de mens?'

Het tweede punt waarom ik vind dat het belangrijk is om dit boek ter hand te nemen, is verwoord in een andere vraag: 'Het voortdurend beroep op de rabbijnse traditie bij het verklaren van het boek Jona zal wellicht wetenschappelijk weerstanden oproepen, omdat de Talmoed en de Midrasj-verzamelingen van veel later tijd zijn dan het boek Jona. Hoe belangrijk acht u het desondanks de rabbijnse traditie nauw te betrekken bij de verklaring van het boek Jona?’

Ik ben van mening dat het goed is dat leerlingen - ook oudere 'leerlingen' die niet meer op school zitten kunnen ook veel aan dit boek hebben - deze wijze van lezen in de praktijk maar eens uitproberen. Het Jodendom komt zo op een andere wijze onze klassen binnen het zal zeker de nieuwsgierigheid prikkelen.

Dat begint al met de tekst als zodanig. Omdat het boek een eigen vertaling geeft om zoveel mogelijk de karakteristieke trekken van de Hebreeuwse tekst voor wat betreft de zinsbouw, de woordkeuze, de 'beeldtaal' vast te houden, is het met een andere vertaling ernaast, prachtig mogelijk te zien wat 'vertalen' is en tevens een vermoeden te krijgen van de rijkdom van het Hebreeuws.
Zo begint dit boek. Met het slot van het boek kan evenzo veel gedaan worden. Het geeft een uitleg bij elke tekst. Die tekst voor tekst bespreking is heel boeiend, probeert u het maar eens uit door b.v. twee leerlingen een gedeelte te laten lezen, het samen te bespreken en vervolgens aan de klas hiervan verslag te doen. Zegt u er dan bij dat ze vooral daarover moeten vertellen wat met hen persoonlijk te maken heeft.

Over het gedeelte dat hiertussen ligt neem ik nu een paar citaten op (achtereenvolgens blz. 20, 42 en 38):

- 'Wie het boek Jona voor de eerste maal leest, zal zich niet aan de indruk kunnen onttrekken met een merkwaardig en nogal onsamenhangend boek te doen te hebben. Vergelijken we de hoofdmotieven van de afzonderlijke hoofdstukken, dan is het niet direkt duidelijk wat ze met elkaar te maken hebben. De storm op zee (Jona 1), het verblijf in de buik van een vis (2), de plotselinge ommezwaai van de hele bevolking van een grote stad (3) en de schermutselingen tussen Jona en God, waarbij een boom, een worm en een oostenwind zo'n eigenaardige rol spelen (4) ... het zijn allemaal beelden die als los zand aan elkaar lijken te hangen. Nog vreemder wordt het verhaal van het boek Jona, als we het tot in de details gaan bekijken. Aan het gebeuren met de storm en het verblijf in de vis wordt in het tweede deel van het boek (3 en 4) geen enkele aandacht meer besteed. In de diskussies tussen God en Jona was daartoe wel gelegenheid geweest. Desondanks zet God zijn argumenten geen kracht bij door naar de storm en de vis te verwijzen. Ook kan men zich afvragen waarvoor het nodig is dat de koning van Ninevé een vasten uitroept (3:7) als het volk al hoog en breed aan het vasten is (3:5). En waarom moet God zo nodig een boom beschikken tot schaduw boven Jona's hoofd, als hij even daarvoor al een loofhut heeft gebouwd met hetzelfde doel?'

- 'Het boek Jona is geworteld in Tora en Profeten. Door bij bepaalde verhalen aan te sluiten hebben de schrijvers een aantal thema's uit de traditie door middel van een nieuw verhaal willen aktualiseren in hun eigen situatie. We zullen daarom het boek Jona omschrijven met behulp van de term 'midrasj'.' 'Een midrasj-verhaal heeft in de eerste plaats een onderrichtsfunctie. Het is bedoeld om met behulp van woorden en thema's, beelden en opvattingen uit de traditie licht te verschaffen in eigentijdse probleemsituaties met betrekking tot het leven van de geloofsgemeenschap. Daartoe sluit het midrasj-verhaal allereerst aan bij bestaande gezaghebbende literatuur. Verschillende literaire middelen worden daarbij gehanteerd om aansluiting bij de achtergrondverhalen te bewerkstelligen. In het boek Jona treffen we onder andere aan: - het gebruik van dezelfde of stamverwante woorden en uitdrukkingen als die welke voorkomen in het achtergrondverhaal, bijvoorbeeld de woorden voor het diep slapen in Jona 1:5 en Gen. 2:21; - het letterlijk of bijna letterlijk citeren van enkele stukken tekst, zoals bij het gebed van Jona en dat van Elia (Jona 4:3, 8 en 1 Kon. 19:4); - het gebruik van verwante beelden en thema's als in het achtergrondverhaal, zoals dat van de Kiekajoon en de worm in Jona 4 en de boom en de slang in Gen. 3; - het identificeren van personen, zoals Jona en Elia in Jona 4 en 1 Kon. 19; - de keuze van een hoofdpersoon voor het eigen verhaal uit de achtergrondliteratuur, zoals hier gebeurd is met Jona, zoon van Amittai, uit 2 Kon. 14:25.

In een midrasj-verhaal wordt verder geen exacte historie geschreven, feit voor feit, gebeurtenis na gebeurtenis. De historie wordt daarentegen getransformeerd tot 'bijbelse geschiedenis'. Het is volstrekt onbelangrijk of de historische Jona uit 2 Kon. 14:25 nu wel of niet in Ninevé is geweest. Dat wil zeggen historisch. Want 'theologisch' is hij er wel degelijk geweest, of liever: gaat hij er steeds weer naar heen als het boek op de 'Grote Verzoendag' in de synagoge gelezen wordt. Het gaat er namelijk om, welke boodschap er voor de lezer van het boek schuilt in Jona's opdracht naar Ninevé te gaan, in zijn aanvankelijke weigering en in zijn uiteindelijke recalcitrantie ten opzichte van God. Die boodschap bepaalt het didaktische karakter van het boek. Een midrasj-verhaal is geschreven om niet alleen de tijdgenoot, maar ook om de latere hoorder, te onderwijzen aangaande een bepaalde kijk op de wereld waarin deze leeft en hem op te voeden in een levenshouding welke in die wereld maar beter kan worden aangenomen.

- 'Twee thematische overeenkomsten [tussen Jona en Gen. 1 t/m 4, hierover wordt overigens veel meer gezegd, A.A] zijn in dit verband opvallend: - het motief van de bomen en de slang van Gen. 3 vindt zijn parallel in het motief van de Kiekajoon (de wonderboom) en de worm in Jona 4; - in beide verhalen verzorgen de hoofdpersonen eerst hun eigen bescherming op een gebrekkige manier en krijgen daarna van God een gedegener bescherming aangeboden: de schorten van vijgenbladeren en daarna vellen (Gen.) vinden hun parallel in de loofhut en de Kiekajoon. Er lijkt dus alles voor te zeggen dat het boek Jona en met name het vierde hoofdstuk is geschreven met de verhalen van paradijs en zondeval op de achtergrond. Dit laat zich interpreteren in het verlengde van de achtergrond van Gen. 1. Behoort de relatie tussen Jona en Ninevé tot de kern van de schepping, dan staat Jona 's vlucht voor Adonai en zijn onwil ten opzichte van Ninevé op één lijn met de zondeval. Vervult Jona zijn taak ten opzichte van Ninevé niet, dan raakt de schepping in verval. Het is dit inzicht waartoe God Jona aan het slot van het boek wil brengen. De taak die de Israëliet heeft ten opzichte van de wereld is een taak die rechtstreeks voortkomt uit de eerste hoofdstukken van de Tora'.

In de hierna volgende hoofdstukken worden de verbanden tussen Jona en de Genesis- en Elia verhalen verder uitgewerkt. Ook gaat het over de betekenis van Ninevé en van de naam Jona.

Kortom, wat mij betreft... maar dat had u al begrepen.

 


This is the website of Peter van 't Riet