Vraag&Antwoord

Lam Gods (1) - Peter van 't Riet
Is het lam Gods (Joh. 1:29) een verwijzing naar het boek Openbaring?

Vraag: Vormt de aanduiding "lam Gods" (Joh. 1:29) niet een aanwijzing dat de auteur bekend was met (bronnen van) het boek "Openbaring"? Zijn de opstandingsverhalen niet een verwijzing naar het lam dat het "boek des levens" heeft (Openb. 13:8), het lam dat jaarlijks bij Grote Verzoendag zo'n belangrijke functie heeft? En vormt de bruiloft te Kana geen voorafschaduwing van de bruiloft van het Lam (Openbaring 19:7)?

Antwoord: De relatie tussen het vierde evangelie en de Openbaring is complex en onduidelijk. Er is verwantschap, maar de verschillen zijn ook groot. In tegenstelling tot Lukas-Handelingen zijn het vierde evangelie en de Openbaring niet te beschouwen als deel 1 en 2 van een tweedelig epos. Ik zie Openbaring als een latere apocalytisch-mystieke ontwikkeling van ideeën uit dezelfde sfeer als het vierde evangelie. Daarmee luidt mijn antwoord dus ontkennend. Als er al een directe verwantschap is, dan is die andersom: de auteur van Openbaring werkt thema's uit die in het vierde evangelie aangestipt worden. Het beeld van het lam, in Openbaring een krachtig beeld, wordt in het vierde evangelie in de proloog even aangestipt. In hoofdstuk 29 van mijn boek Het evangelie uit het leerhuis van Lazarus heb ik de relatie met de binding van Izaäk laten zien.

Ook het verband tussen "het lam Gods dat de zonden der wereld te dragen krijgt" en Grote Verzoendag is problematisch. Op Grote Verzoendag gaat het niet om een lam maar om twee bokken. De zondebok wordt niet geofferd, maar de woestijn in gestuurd. De tweede bok, die wel geofferd wordt, draagt geen zonde (anders zou hij onrein zijn en niet geofferd kunnen worden). Beide bokken samen drukken de opvatting van de vrije keuze van de mens tussen het goede en het kwade uit: het kwade wordt verdreven (de zondebok), het goede aan God opgedragen (de verzoenbok). Het beeld van het "lam Gods" in Joh. 1:29 moet eerder verbonden worden met het pésachlam, dat uitdrukking geeft aan de gedachte dat een mens strijd moet leveren en risico's moet durven lopen om verlost te kunnen worden. Die strijd is er een tegen de zonden van de wereld. De joodse offerdienst is immers een "theologie van daden"?!

In mijn interpretatie van de evangeliën probeer ik mij altijd zoveel mogelijk te beperken tot het gebruik van begrippen en methoden uit het jodendom van de oudheid. Ik analyseer de verhalen op basis van het tekstmateriaal en vergelijk ze met bronnen die de evangelist ter beschikken hebben kunnen staan. Begrippen en ideeën uit de latere christelijke theologie komen daarbij niet in aanmerking, want zij waren de evangelisten onbekend. De idee van voorafschaduwing bijvoorbeeld is geen joods begrip. Het heeft een sterk christelijke inslag: eerdere gebeurtenissen in het Oude Testament zijn een voorspelling van latere in het Nieuwe Testament. Het Oude Testament verwijst in die christelijke visie vooruit naar het Nieuwe Testament. Vanuit een joodse optiek is het eerder andersom: bij de beschrijving van latere gebeurtenissen verwijst de nieuwtestamentische schrijver terug naar eerdere gebeurtenissen uit Tenach (het Oude Testament) vanuit het idee: zie je wel, het gebeurt nu weer! Zo is de verlossing uit Egypte het prototype van alle verlossingen. Wie een latere verlossing beschrijft of op een toekomstige verlossing hoopt, verwijst in zijn beschrijving naar de uittocht uit Egypte.

Wat het beeld van de bruiloft betreft, dat is een algemeen gebruikt beeld voor het sluiten van een verbond. Men moet meerdere overeenkomsten vinden tussen twee verhalen om te onderbouwen dat een van beide schrijvers naar de ander verwijst.
 


This is the website of Peter van 't Riet