Artikel - Bijbel

Wrede Bijbelverhalen? 4 - Peter van 't Riet - 2018
Kaïn en Abel (Genesis 4:1-16)

In een van de eerste hoofdstukken van de Tora lezen al direct over het verschrikkelijkste, dat mensen elkaar kunnen aandoen: elkaar doodslaan. Genesis 4 bevat het verhaal van Kaïn en Abel. Het paradijs is nog maar net verlaten en de eerste dode valt al. Een wreed bijbelverhaal? Waarom staat het vooraan in de Tora, die toch een leerboek is voor het leven en niet voor de dood? Laten we het verhaal eens vers voor vers bekijken.

1 En Adam kent Eva, zijn vrouw, en zij wordt zwanger en baart Kaïn. En zij zegt: Ik heb gekregen een man met de EEUWIGE!
Zo begint het verhaal van Kaïn en Abel. Adam en Eva zijn naar Gods beeld geschapen als medescheppers in de wereld, als partners van God in het scheppingsproces (Genesis 1:26-27). Ze zijn uit het paradijs verjaagd, omdat zij aten van de boom van kennis van goed en kwaad. Het Hebreeuwse werkwoord ‘kennen’ draait niet om cognitieve, theoretische kennis, maar om gedragsmatige ervaringskennis. Weten door te doen. Daarom moesten zij ook wel van die boom eten, omdat ze anders nooit zouden begrijpen wat God met zijn verbod had bedoeld. Nu hebben zij ervaringskennis opgedaan met de gevolgen die het heeft als je een aanwijzing (mitswah) van de EEUWIGE niet serieus neemt. En zoals ze de EEUWIGE hebben leren kennen bij de boom, zo leren ze nu elkaar kennen door ‘het bed met elkaar te delen’. In het Hebreeuws is dat hetzelfde werkwoord. Nette Nederlandse vertalingen vertalen met: “Adam had gemeenschap met Eva, zijn vrouw.” Er komt een kind van, een zoon die zij Kaïn noemen. En dat betekent de ‘Sterke’. Hij moet kennelijk een toonbeeld van kracht worden in de onparadijselijke wereld waarin Adam en Eva terecht zijn gekomen. Als het kind geboren is, drukt Eva haar partnerschap met God nog eens uit. Zij noemt Hem bij zijn onuitspreekbare, vierletterige Naam, die zoiets betekent als de ‘Nabije’ en die in joodse kringen meestal met de EEUWIGE wordt weergegeven. Hij heeft haar geholpen een kind te krijgen, dat ook geschapen is naar Zijn beeld. Het partnerschap van God is in het Jodendom erfelijk overdraagbaar op de kinderen, zoals de erfzonde dat is in het Christendom. God wordt in de rest van dit verhaal alleen maar genoemd met zijn partnernaam: De NABIJE of zo u wilt de EEUWIGE. Wat gaat Kaïn, de Sterke, als partner van de EEUWIGE doen met zijn kracht?

2 Zij voegt eraan toe door te baren zijn broeder Abel. En (dan) wordt Abel hoeder van kleinvee en Kaïn wordt knecht van de aardbodem.
Waarom baart Eva ‘zijn broeder’? Waarom niet ‘haar of hun zoon’? Het verhaal is dus geschreven vanuit het perspectief van Kaïn. Er wordt hem een broertje geboren. Hij is de hoofdpersoon, let dus op hem! Abel is zijn broer en dat niet één keer in dit verhaal, maar wel …. keer. Tel het woord ‘broeder’ maar mee. De naam Abel betekent ‘nevel’, ‘damp’, ‘vergankelijkheid’. De broer van de Sterke is zo vergankelijk als nevel en damp. Noem hem maar de ‘zwakke broeder’. En dan krijgen de broers ook nog tegengestelde belangen. Abel wordt veehouder. Hij heeft er belang bij dat zijn schapen overal kunnen grazen. Kaïn wordt knecht van de aardbodem, landbouwer dus. Hij heeft er belang bij het vee van zijn akkers te weren. Het conflict ligt klaar. Abel zegt: “Waarom zou dat land alleen van jou zijn?” Kaïn antwoordt: “De aarde is groot genoeg, ga ergens anders weiden.” Abel zegt: “Dan zet je maar een hek om je land.” Kaïn zegt: “Jij zorgt maar dat je schapen niet op mijn grond komen.” En zo ontstaat de eerste familievete. Maar ze vinden een compromis: “Laten we het de EEUWIGE vragen.”

3 En zo wordt het na verloop van dagen dat Kaïn komt met de vrucht van de aardbodem, een gift voor de EEUWIGE.
Hij brengt niet, hij komt! Het gaat in Israëls eredienst niet om de offergave, maar om de offeraar. Eerst komt Kaïn, de Sterke, tot de EEUWIGE, hij is tenslotte de oudste. Hij brengt een spijsoffer van meel en olie, wellicht met een handvol wierook erop. Zal de EEUWIGE naar hem omkijken?

4 En Abel komt, ook hij, met eerstgeborenen van zijn kleinvee en met hun vetstukken. En (dan) wendt zich de EEUWIGE tot Abel en tot zijn gift.
Ook Abel brengt niet, ook hij komt. Ook nu weer gaat het om de offeraar, niet om de offergave. Die gift brengt slechts de gezindheid tot uitdrukking waarmee de offeraar voor de EEUWIGE verschijnt. Hij brengt enkele stukken kleinvee mee, een schaap en een geit. En hij offert hun vetstukken. Daaruit blijkt dat hij de dieren heeft geslacht. Hij weet dus als eerste wat de dood betekent! Het is de bloedige keerzijde van elke vleesmaaltijd, ook van de dierlijke offers voor de EEUWIGE. Zal de EEUWIGE het wel goed vinden? Dan volgt er een serie gebeurtenissen die moeilijk verklaarbaar is. De EEUWIGE wendt zich tot Abel en zijn gift. Eerst tot Abel, daarna tot zijn gift. Hij ziet eerst de mens aan, daarna diens liefdesgave. En Hij wendt zich tot Abel. Niet: “Hij aanvaardt” of “accepteert zijn gift”. Hij kijkt naar Abel. En wie ziet dat gebeuren? Is het niet Kaïn, de hoofdpersoon, die het voor zijn ogen ziet gebeuren? Wat betekent het voor Gods partner Kaïn, dat de EEUWIGE naar Abel kijkt?

5 En tot Kaïn en tot zijn gift wendt Hij zich niet. En dat verdriet Kaïn, heel erg, en neer valt zijn gezicht.
Kaïn, de Sterke, kijkt naar de EEUWIGE en ziet Hem kijken naar Abel, de Zwakke. De EEUWIGE kijkt echter niet naar Kaïn. Is dit goddelijke willekeur? Is het een uiting van sympathie en antipathie? Heeft de EEUWIGE een voorkeur voor veehouders en een afkeer van landbouwers? Of een voorkeur voor het zwakke en een afkeer van het sterke? Of heeft Hij iets anders in de zin? Stelt hij Kaïn soms op de proef? Wat wil Hij Kaïn hiermee leren? Om als partner van de EEUWIGE diens voorbeeld te volgen en ook zijn gezicht te wenden tot Abel, zijn broer? Maar in plaats daarvan laat Kaïn zijn gezicht vallen. Kaïn, de Sterke, die partner van de EEUWIGE zou moeten zijn in de zorg voor Abel, zijn broer, laat zijn hoofd hangen. Gekwetst kijkt hij naar de grond.

6-7 En (dan) zegt de EEUWIGE tot Kaïn: Waarom verdriet het jou? En waarom valt je gezicht neer? Zal er niet, als je goed doet, verheffing zijn? En als je niet goed doet: Aan de deur zal wangedrag liggen en naar jou verlangt hij, maar jij zult heersen over hem.”
De EEUWIGE is geen God van het snelle oordeel. Eerst gaat Hij op onderzoek uit. Hij treedt met Kaïn in gesprek. Hij dreigt immers zijn partner Kaïn te verliezen voor hun gemeenschappelijke zorg voor Abel! “Beste Kaïn, als je goed doet, heb je mijn goddelijke aandacht toch helemaal niet nodig? Tov doen, handelen naar Mijn bedoelingen, een voorbeeld aan Mij nemen, leidt dat niet tot verheffing? Als je goed doet, kun je immers met opgeheven hoofd door het leven gaan! Met de blik gericht – net als de Mijne – op je medemens! Dan heb je niemands waardering nodig! Maar als je niet goed doet, ligt chatat, misdraging of wangedrag, bij de deur op je te wachten.” Verkeerd gedrag lokt immers weer verkeerd gedrag uit. Tot in het derde en vierde geslacht zolang zij Mij haten!

8 En (dan) zegt Kaïn tot Abel, zijn broeder. En zo wordt het dat – waar zij zijn in het veld – Kaïn opstaat tegen Abel, zijn broeder, en hem doodt.
Kaïn neemt het initiatief: Hij zegt. Maar wat hij zegt, wordt niet gezegd. Is het te gruwelijk om te horen? Wordt hij overmand door afgunst? Handelt hij uit berekening? Wordt hij door zijn woordenstroom meegesleurd? Hij weet nog niet “waar zij zijn in het veld”. Zegt de latere Midrasj: Zij waren op de berg Moriah, waar Izaäk zou worden gebonden door Abraham en waar later de tempel in Jeruzalem zou staan. Precies op die plek doodt Kaïn zijn broeder. Het is de plek waar al het rechtvaardige bloed vergoten zou worden op de aarde, van het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, vermoord tussen het tempelhuis en het altaar. Godsdienst, offerdienst, tempeldienst zijn niet zonder gevaar. Altijd ligt er geweld op de loer bij de deuren van tempels, kerken, synagogen en moskeeën. Duizenden jaren later als de tempel in Jeruzalem door de Romeinen verwoest is, zal Rabban Jochanan ben Zakkai zeggen: “Nu is er een ijzeren muur tussen de EEUWIGE en Israël weggevallen.” Voor die muur legde Kaïn de eerste steen.

9 En (dan) zegt de EEUWIGE tot Kaïn: Waar (is) Abel, je broeder? En (dan) zegt hij: Geenszins weet ik (dat). De hoeder van mijn broeder, (ben) ik (dat)?
De EEUWIGE hervat het gesprek. Weer doet Hij eerst aan onderzoek: Waar is je broer? Het is de kernvraag van het verhaal. Als partner van God is Kaïn medeverantwoordelijk voor zijn broer Abel. Als je je medemens, die naar het beeld van God geschapen is, iets aandoet, dan doe je het immers ook God zelf aan. De hoeder van mijn broeder, ben ik dat? Met deze woorden onttrekt Kaïn zich aan het partnerschap met de EEUWIGE.

10 En (dan) zegt Hij: Wat heb jij gedaan? De stem van het bloed van je broeder roept tot mij uit de aardbodem.
De stem van zijn bloed roept tot God. Een moord (met opzet) of doodslag (onbedoeld) blijft levenslang roepen, achtervolgen. Het zijn misdrijven waarvoor je je nooit meer met je slachtoffer kunt verzoenen. Als de Tora later op moord de doodstraf zet, dan is dat niet als wraak, maar als enige mogelijkheid voor de dader om verzoening te doen: met zijn eigen leven. Op doodslag volgt verbanning, afgesneden worden van de gemeenschap die levenslang het slachtoffer betreurt. Gevangenissen bestonden nog niet in die tijd.

11 En nu: vervloekt (ben) jij uit de aardbodem die opent haar mond om te ontvangen het bloed van je broeder uit jouw hand.
In Genesis 3:17 werd heel de aardbodem vervloekt om doorns en distels voort te brengen. Als landbouwer wist Kaïn wat dat betekende. Zijn handen waren er nog ruw van. Nu komt de vloek op hemzelf neer uit de mond van de plek waar het bloed van zijn broer is weggevloeid. Die plek zal Kaïn permanent blijven aanklagen niet alleen uit naam van zijn broer Abel, maar ook uit naam van Abels nageslacht dat nooit geboren zal worden. Hoe vaak hebben we het woord broeder geteld? Het getal van de volheid! J’accuse, ook uit naam van al die broeders en zusters die om niet gedood werden door een medemens.

12 Wanneer je dient de aardbodem, geenszins vanaf nu zal hij geven zijn kracht aan jou. Zwervend en dolend zal je zijn op de aarde.
Kaïn krijgt niet de doodstraf. Was het wel een moord, of was doodslag? Wist hij wel wat de dood van een mens inhield? Kaïn wordt verbannen. Het is het oordeel over de doodslager, niet over de moordenaar. Maar het is niet vanwege ‘verminderde toerekeningsvatbaarheid’ dat hij lager bestraft wordt. Dat is immers een onbijbels begrip. Ieder mens is toerekeningsvatbaar. Ieder mens is altijd verantwoordelijk voor zijn daden. Anders zouden we de mens immers het meest wezenlijke dat hem tot mens maakt, zijn verantwoordelijkheid, ontnemen! Wel tellen in de strafmaat mee de bedoeling en omstandigheden die de aard van de daad meebepalen. Er is nu eenmaal verschil tussen moord en doodslag. Ook al in de Tora.

13-14 En (dan) zegt Kaïn tot de EEUWIGE: “Groot (is) mijn straf om te dragen. Zie, Jij verdrijft me deze dag weg van het aangezicht van de aardbodem. En weg van jouw aangezicht verberg ik mij en (dan) word ik zwervend en dolend op de aarde. En (dan) wordt het (zo, dat) ieder die mij vindt, mij doodslaat.
Kaïn komt tot inzicht. Maar toont hij werkelijk berouw? Treurt hij om de dood van Abel? Of is hij alleen maar bang voor zijn eigen hachje? Bang voor de bloedwreker? Jij, EEUWIGE, weet immers het verschil tussen moord en doodslag wel, maar weet “ieder die mij vindt” dat ook?

15 En (dan) zegt tot hem de EEUWIGE: “Geenszins, ieder die doodslaat Kaïn, zevenmaal wordt hij gewroken. En (dan) plaatst de EEUWIGE voor Kaïn een teken (dat) niemand hem doodt wie hem (ook) vinden zal.
Kaïn doodslaan omdat hij een doodslager is, is geen doodslag maar moord. Dat zal zevenmaal gewroken worden! Is de EEUWIGE dan zo wreed? Of is dit de eerste inperking van de bloedwraak, een bloedwraak die overal in het Midden-Oosten tot de dag van vandaag wordt gepraktiseerd? Merk op dat er niet bijstaat hoe er gewroken moet worden. En het “Kaïnsteken” dat Kaïn krijgt, hoeft geen zichtbaar teken op zijn voorhoofd te zijn geweest. Een oot, een teken, is in de Bijbel meestal iets voor jezelf, waar je niet mee te koop loopt, maar dat je eraan herinnert hoe je moet leven. Zo ook de besnijdenis die je onder je kleed verborgen houdt.

16 En (dan) vertrekt Kaïn weg van het aangezicht van de EEUWIGE en hij woont in het land Nod ten oosten van Eden.
Het aangezicht van de EEUWIGE is in Tenach een aanduiding voor de tabernakel en de tempel, de plek bij uitstek om God te ontmoeten. Kaïn, de doodslager, mag Moriah, de plaats die bestemd is voor het altaar en de tempel, niet meer bezoeken. Als hij zich met God wil verzoenen, zal hij die straf moeten aanvaarden en genoegen nemen met een woonplaats in het land Nod, het land van de ballingschap. Dat land ligt ten oosten van Eden. Dat is aan die kant van het paradijs waar de Cheroebiem met het vlammend zwaard staan om de weg naar de boom des levens te versperren (Genesis 3:24). Dat is het lot van iemand die zich onttrekt aan het partnerschap van God en aan zijn bijbehorende verantwoordelijkheid voor de medemens.

Is dit een wreed bijbelverhaal? Is de EEUWIGE een wrede God, die moordenaars laat moorden en doodslagers laat doodslaan? Of heeft Hij een vooruitziende blik gehad? De weg van Kaïn loopt immers dood. Zijn nakomeling Lamech is de personificatie van de ongelimiteerde bloedwraak (Genesis 4:23-24): Zeven maal zeventigmaal wreekt hij zichzelf voor een striem en een wond. Zijn nageslacht eindigt in de zondvloed, omdat de wereld immers moet worden schoon gewassen van dergelijk wangedrag! En leert het verhaal ons niet op het scherp van de snede om, als wij sterk zijn, in navolging van de EEUWIGE oog te hebben voor wie zwak is?

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in: Judaica Bulletin 32 nr. 1, oktober 2018. Stichting Judaica Zwolle : Zwolle.
This is the website of Peter van 't Riet