Vraag&Antwoord

De rol van de vrouw in de gemeente (1) - Peter van 't Riet - 2015
Mogen vrouwen spreken in de bijeenkomsten van een christelijke gemeente?

Vraag : In 1 Timoteüs 2:12 staat: “Maar ik sta niet toe dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft. Zij moet zich rustig houden.” Betekent dit dat een vrouw niet mag spreken in de gemeente? In het eerste testament kom ik dit niet tegen. Zie bijv. de rol die Debora speelt in het boek Richteren.

Antwoord : Voordat we iets over het inhoudelijke punt van de "vrouw in de gemeente" kunnen zeggen, moeten we ons eerst realiseren dat de eerste brief aan Timoteüs volgens de meerderheid van de hedendaagse bijbelgeleerden (en ik sluit me daarbij aan) niet door Paulus zelf is geschreven, maar door een latere leerling van hem (zie mijn boek De levensloop van Paulus). We noemen dergelijke brieven deutero- of pseudo-paulinisch, d.w.z. geschreven door een latere volgeling van Paulus (deutero-Paulus) en op Paulus' naam gezet (pseudo-paulinisch). In de Oudheid, ook in het jodendom van die tijd, was dat de gewoonste zaak van de wereld, waar niemand iets kwaads in zag. Men veronderstelde immers te schrijven "in de geest van Paulus" en men was van mening dat de boodschap in de kern van hem afkomstig was. Voor ons, moderne lezers, betekent dit dat we in dergelijke brieven een latere doorontwikkeling van Paulus' gedachtegoed te zien krijgen. Je hoeft dus aan 1 Timoteüs niet hetzelfde gezag toe te kennen als aan Paulus' eigen brieven.

In de tweede plaats merk ik op dat zowel Paulus' eigen brieven als de pseudo-paulinische brieven meestal werden geschreven naar aanleiding van problemen die zich in een bepaalde gemeente voordeden. Als we 1 Timoteüs 2:9-15 lezen, lijkt het erop dat we te doen hebben met een gemeente waarin sommige vrouwen zich nogal behaagziek gedroegen. Haarvlechten, goud, paarlen, kostbare kleding (vers 9) zijn zaken die wijzen op een pronkzieke en aanmatigende verschijning. Het betrof kennelijk rijke vrouwen die zich door hun rijkdom van de rest van de gemeente wilden onderscheiden en wellicht zelfs daarom meer te vertellen wilden hebben. Dat leidt in een gemeente natuurlijk af van het doel van de bijeenkomsten. De schrijver van de brief geeft aanwijzingen om dat te voorkomen, maar sluit kennelijk aan bij opvattingen die er leven over de verhouding tussen mannen en vrouwen.

In dat kader merk ik op dat Paulus' eigen brieven al sterk beïnvloed zijn door het Grieks-hellenistische denken. De brieven van zijn leerlingen zijn dat vaak nog sterker. In de Griekse cultuur speelde de vrouw een ondergeschikte rol ten opzichte van de man. Zij werd gezien als een wezen van lagere orde dat geestelijk tussen de man en de dieren in stond. Griekse schrijvers twijfelden eraan of, en ontkennen soms dat de vrouw een ziel zou hebben. Zover gaat 1 Timoteüs niet, maar de vermaning die in 2:12-14 verwoord wordt, neigt wel in die richting: De vrouw staat geestelijk (d.i. qua kennis) op een lager niveau dan de man en kan dus ook geen onderwijs geven. Dat was een gangbare opvatting in Griekse kringen in die tijd, waartegen overigens ook verzet bestond. De schrijver van 1 Timoteüs toont zich op dit punt eerder een traditionele Griek dan iemand die er joodse opvattingen over de vrouw op na hield.

In het jodendom is de verhouding tussen man en vrouw namelijk in beginsel gelijkwaardig (zie Genesis 1: 27). Ook bestaat de tendens om in praktische zaken de gelijkheid tussen beide seksen te bevorderen (zie mijn boek De filosofie van het scheppingsverhaal, p. 226 e.v.). Die praktische ongelijkheid tussen beide seksen is namelijk van oudsher een functionele taakverdeling geweest: de man is er meer voor het openbare leven, de vrouw meer voor het private leven (het bestieren van het huis en de familie). Zo was het immers bij alle volken in de Oudheid. Beide levensterreinen (publiek en privaat) zijn overigens in het jodendom godsdienstig van karakter en bovendien is die taakverdeling nooit absoluut geweest. Zij varieerde tussen joodse groepen en heeft zich in de loop van de geschiedenis ontwikkeld. Je noemt terecht Debora als richteres. Zij is een goed voorbeeld van een vrouw die in het openbare leven een belangrijke rol speelde. Veel andere vrouwen hebben in de Bijbel en in de latere joodse traditie een belangrijke rol gespeeld. Bêrechja, de vrouw van Rabbi Meïr, was bijvoorbeeld beroemd om haar geleerdheid en soms las zij haar geleerde man zelfs de les. Sommige joodse groepen voeren de gelijkheid tussen man en vrouw eerder en verder door dan andere. Orthodoxe joden zijn er erg terughoudend, vaak zelfs afwijzend in, maar bij liberale joden is vandaag de taakverdeling helemaal gelijk.

Hoe kunnen we nu - tegen bovenstaande achtergrond - de vermaning in 1 Timoteüs 2:12 het beste zien voor onszelf in onze tijd?

Allereerst is het een uitspraak met een beperkt bijbels gezag, gedaan door een latere leerling van Paulus die een meer Griekse dan joodse kijk op de vrouw had. Omdat wij de vrouw vandaag - mede in navolging van het jodendom - zien als geestelijk gelijkwaardig aan de man, kunnen we deze uitspraak in 1 Timoteüs 2 op het punt van kennis en onderwijs niet meer toepassen zoals het er staat. Daar is niets vreemds aan. Ook in de Tora staan voorschriften (zoals over doodstraf) die al eeuwenlang niet meer worden toegepast, omdat het denken erover nu eenmaal is veranderd. In hun letterlijkheid zijn het tijdgebonden voorschriften die in onze tijd niet meer functioneren. De gelijkheid van man en vrouw daarentegen (Genesis 1:27) is nog altijd zeer actueel. Ze betekent dat vandaag - zeker in een gemeente die niet orthodox-joods is - ook vrouwen onderwijs kunnen geven in de gemeente. Op dit punt hoeven we 1 Timoteüs 2:12 niet letterlijk te volgen. De kern van 1 Timoteüs 2:9-15 is echter nog springlevend: "Gedrag je ingetogen in de gemeente." Dat is een leefregel die niet alleen voor vrouwen, maar vooral ook voor mannen nog steeds actueel is.


This is the website of Peter van 't Riet