Artikelen - Nieuwe Testament

Zijn de evangeliën eigenlijk midrasjiem? - Will J. Barnard & Peter van 't Riet - 1985
Hervormd Nederland, 14 september 1985

Zijn de evangeliën geen geschiedverhalen, maar midrasjiem, waarin met behulp van literaire middelen een verbinding wordt gelegd tussen evangelieverhaal en Tenach? Will Barnard en Peter van 't Riet proberen het aan te tonen. Een uitdagende en boeiende visie.

De opvatting dat de evangelist Lukas met zijn evangelie en met de Handelingen der Apostelen een geschiedkundig werk heeft willen schrijven, is algemeen verbreid. Beide boeken zouden bedoeld zijn als een verslag van leer en leven van Jezus, zijn dood en opstanding en van de wijze waarop het vroege Christendom zich door de wereld verspreidde. We zullen in dit artikel een heel andere benadering van de evangeliën en de Handelingen uiteenzetten. Ons inziens behoren deze boeken tot een joodse vorm van literatuur, die men het beste kan aanduiden met de Hebreeuwse term 'midrasj'. Midrasj wil zeggen: geen verslag van historische gebeurtenissen, maar verhalen die het publiek willen onderrichten over de vraag, hoe te kijken naar en te leven in de eigen tijd. Het woord 'midrasj' hangt samen met het Hebreeuwse woord voor onderzoeken. In de tijd van de evangelisten betekent het vooral ook 'onderricht'. In het midrasj-verhaal is het exacte verloop van de gebeurtenissen niet van belang. Het leerdoel dat de verteller met het verhaal heeft, is de hoorder of lezer te onderwijzen in een bepaalde geloofs- of levenshouding. Het gaat dan niet om de gebeurtenissen zelf, maar om de kijk die men er op zal moeten hebben én om de levenspraktijk die daar direct uit volgt.

Deze visie, dat de evangeliën opgevat moeten worden als midrasj, vindt vandaag groeiende steun. In het volgende zullen we het midrasj-karakter van het Matteüs- en Lukas-evangelie demonstreren aan de hand van de verhalen over Johannes de Doper. Daarna laten we vier kenmerken van midrasj de revue passeren.

Johannes de Doper
Historische informatie over Johannes de Doper is schaars. Dat neemt niet weg dat in grote lijnen een beeld van hem valt te schetsen dat van belang is voor het verstaan van de evangeliën. De joodse geschiedschrijver Flavius Josefus (geb. 37 CJ) deelt over Johannes mee dat hij een vroom man was die de Joden opriep zich door hem te laten dopen. Herodes Antipas vreesde dat zijn grote invloed op het volk tot opstand zou kunnen leiden. Daarom liet hij Johannes gevangen nemen en terechtstellen. Dit bericht wijkt af van het verhaal in bijv. Matteüs 14:1-12 en we zullen verderop zien hoe dat komt. Behalve de dood van Johannes maakt dit bericht ook duidelijk dat Johannes aanhangers had, hetgeen eveneens is op te maken uit de evangeliën (bijv. Matteüs 11:2). Tussen de leerlingen van Johannes en die van Jezus heeft een zekere rivaliteit bestaan (Markus 2:18). Beide leiders traden waarschijnlijk gelijktijdig op met een eigen aanhang (Johannes 3:22-25; 4:1-3). Na Johannes' dood zijn zijn aanhangers als een zelfstandige beweging blijven bestaan, die naast verschillen ook verwantschap vertoonde met de beweging rond Jezus (Handelingen 18:24-25; 19:1-12). Men kan zich voorstellen dat die verschillen in de loop der tijd groter werden. Uit berichten van schrijvers uit de 3e tot de 5e eeuw blijkt dat de volgelingen van Johannes hem als de messias beschouwden. Deze opvatting gaat waarschijnlijk al terug tot de tijd van de evangelisten Lukas en Johannes, gezien de aandacht die zij er aan besteden (Lukas 3:15; Johannes 1:20; 3:28). Eveneens is het waarschijnlijk dat Johannes' volgelingen zijn opstanding uit de dood verkondigden. Sporen hiervan vinden we in de evangeliën terug (bijv. Markus 6:14; Lukas 9:7). Onder deze omstandigheden moet het voor de evangelisten van groot belang zijn geweest hun opvattingen over Johannes de Doper en zijn relatie tot Jezus duidelijk naar voren te laten komen. Dat hierbij niet het historische verloop der gebeurtenissen de belangrijkste leidraad is geweest, maar de aansluiting bij Tora en profeten, zullen we in het volgende uiteenzetten.

Johannes de Doper bij Matteüs
In Matteüs 11:14 noemt Jezus Johannes de Doper 'Elia, die komen zou'. Dit is geen losse opmerking. Het is integendeel de samenvatting van de wijze waarop Matteüs Johannes de Doper portretteert; als een Elia-figuur. Het aantal overeenkomsten tussen Johannes en Elia is groot in het Matteüs-evangelie. Zo wordt in Matteüs 3 de kleding van Johannes omschreven. met woorden die ontleend zijn aan de kleding van Elia in 2 Koningen 1:8. Een andere overeenkomst vinden we aan het begin van beider optreden. Wordt van grote profeten zoals Mozes, Samuel, Elisa, Jesaja en Jeremia steeds een geboorte- of roepingsverhaal verteld, bij Elia ontbreekt dit geheel (1 Koningen 17). Hij treedt plotseling op zonder voorafgaande introductie. Ditzelfde zien we bij Johannes de Doper in het Matteüs-evangelie (Matteüs 3). Het optreden van Elia is vooral gericht tegen koning Achab en diens vrouw Izebel. Met name Izebel is Elia's grootste tegenstander. Bij Matteüs wordt die rol vervuld door Herodias, de vrouw van koning Herodes. Het is op haar aanstichten dat Johannes uiteindelijk wordt vermoord, althans volgens Matteüs (Matteüs 14), want de ware, historische toedracht van zijn dood is, zoals we hierboven reeds zagen, waarschijnlijk anders geweest. Matteüs vertelt echter een midrasj-verhaal op het grondpatroon van de Elia-verhalen. Daarbij identificeert hij Johannes met Elia, Herodes met Achab en Herodias met Izebel. Kijkend door de 'bril van Tenach' (Oude Testament) komt hij tot duiding van Johannes de Doper.

De reden voor deze identificatie van Johannes met Elia ligt in de toenmalige opvatting dat Elia eerst zou komen ter voorbereiding van de messiaanse tijd. In Matteüs 17:10-13 is deze opvatting duidelijk verwoord en wordt nogmaals duidelijk gesteld dat Johannes de Doper Elia is. Wilde Matteüs betogen dat Jezus de messias was, dan zou hij dus moeten laten zien dat Elia reeds zijn voorbereidende werk verricht had. Deze rol speelt Johannes de Doper in zijn evangelie. Het spreekt vanzelf dat dit leerdoel in Matteus' verhalen over Johannes een grotere rol speelde dan het exacte verloop der historische gebeurtenissen. Temeer wordt dat duidelijk als we Lukas' verhalen over Johannes de Doper naast die van Matteüs zetten.

Johannes de Doper bij Lukas
Als we de verhalen van Lukas over Johannes de Doper vergelijken met die van Matteüs, valt allereerst op dat bij Lukas al die gegevens ontbreken, die bij Matteüs wijzen op de identificatie van Johannes met Elia. Uitspraken van Jezus waarin gezegd wordt dat Johannes Elia is, zal men in het Lukas-evangelie tevergeefs zoeken. In Lukas 3 ontbreekt de op Elia wijzende kledij. Ook treedt Johannes bij Lukas niet plotseling en onaangekondigd op. In Lukas 1 wordt een uitgebreid geboorteverhaal van hem verteld. In Lukas 3:2 lezen we over Johannes' roeping: het woord Gods kwam tot hem. Al even opmerkelijk is het dat het verhaal over Johannes' dood op aanstichten van Herodias bij Lukas geheel ontbreekt. Het lijkt er dus sterk op dat Lukas zijn best doet elk spoor van de identificatie van Johannes met Elia te verwijderen. De reden hiervoor wordt duidelijk als we zien dat Lukas Johannes de Doper identificeert met een heel andere Tenach-figuur. Voor Lukas staat Johannes niet op één lijn met Elia maar met Samuël.

Vergelijken we Lukas 1 met 1 Samuël 1, dan vinden we een groot aantal overeenkomsten. De openingszin van beide verhalen (1 Samuël 1:1 en Lukas 1:5) vertoont grote gelijkenis (helaas is daarvan in de vertaling niet veel meer te bespeuren). In beide verhalen wordt eerst de man en daarna de vrouw(en) voorgesteld. Beide verhalen bevatten een datering. De plaats van handeling is in beide verhalen het heiligdom, de tabernakel resp. de tempel. In beide verhalen gaat de vader offeren. Beide moeders zijn aanvankelijk onvruchtbaar. Om beide kinderen is gebeden. In beide verhalen is sprake van tussenkomst van iemand die de verhoring van het gebed toezegt. Beide kinderen zullen gewijd zijn aan de dienst van de EEUWIGE. In beide verhalen speelt het motief van het stemverlies een rol. Beide keren wordt de terugkeer naar huis vermeld. Na verloop van dagen worden beide vrouwen zwanger. Beide kinderen krijgen hun naam van hun moeder. Van beide kinderen wordt het opgroeien vermeld en hun taak voor heel Israël (1 Samuël 3:19-21; Lukas 1:80). Het is duidelijk dat Lukas Johannes de Doper gezien heeft als een Samuël-figuur. En deze identificatie werkt ook door in de rest van zijn evangelie. De vermaningen tot het volk, die Lukas toevoegt aan het verhaal over Johannes' optreden, gaan over dezelfde drie thema's die Samuël behandelt in zijn toespraak tot het volk: de dagelijkse levensbehoeften, het heffen van belastingen en het militaire bedrijf (Lukas 3:10-14; 1 Samuël 8:11-18). Ook de plotselinge wisseling van hoofdpersoon in Lukas 3:20-21, waarbij eerst het verhaal over Johannes wordt afgerond alvorens het verhaal over Jezus begint (in tegenstelling tot Markus en Matteüs), wordt verklaarbaar tegen de Samuël-achtergrond. Een zelfde wisseling van hoofdpersoon zien we in 1 Samuël 16:13 tussen Samuël en David. Ook daar komt de geest van de EEUWIGE op David, zoals op Jezus. Na deze wisseling komt Samuël nog één keer in een beperkt rol terug (1 Samuël 19). Hetzelfde geldt voor Johannes de Doper (Lukas 7). Tenslotte wordt de dood van zowel Samuël als Johannes als het ware tussen neus en lippen vermeld (1 Samuël 25:1; Lukas 9:9). Door de bril van Tenach ziet Lukas Johannes de Doper consequent als een Samuël-figuur. Anders gezegd: Lukas schrijft zijn verhalen over Johannes de Doper als een midrasj op de verhalen over Samuël. We zullen tenslotte kort een aantal kenmerken van het midrasj-verhaal van de evangelisten de revue laten passeren.

Tenach als uitgangspunt
De midrasjiem (meervoud van midrasj) van de evangelisten zijn, evenals de midrasjiem van de rabbijnen, steeds op een of andere manier verbonden met Tenach (Oude Testament). De taal van de verhalen, de beelden, de thematiek en de argumentatie, dat alles is vooral ontleend aan Tenach. Een midrasj-verhaal is daarom in het algemeen ook te zien als een exegetisch commentaar op Tenach, of zo men wil een toepassing van Tenach op eigentijdse personen en situaties. De verbinding tussen het evangelieverhaal en Tenach wordt gelegd met behulp van verschillende literaire middelen. Allereerst is er het citeren van Tenach-teksten. Dit kan variëren van hele teksten tot het gebruik van bepaalde min of meer losse woorden of uitdrukkingen. In de tweede plaats wordt de verbinding gelegd door thematisch bij een Tenach-verhaal aan te sluiten. Een derde procédé dat hiermee samenhangt, is de identificatie van een persoon uit het evangelieverhaal met een persoon uit een Tenach-verhaal. Al deze middelen kunnen gehanteerd worden bij een vierde wijze van aansluiting: een serie evangelieverhalen krijgt een zelfde opbouw als een bijbehorende serie Tenach-verhalen. Van al deze vier methoden hebben we hierboven bij Matteüs en Lukas voorbeelden gezien. Het is mogelijk nog meer middelen aan te wijzen waarmee de evangelisten hun verhalen laten aansluiten bij Tenach. De vier bovenstaande geven echter een voldoende indruk. Tenach als uitgangspunt is de grondslag van de midrasj.

De transformatie van de historie
Het is de verteller van een midrasj niet te doen om een exact historisch verslag van feitelijke gebeurtenissen. Wel worden er vaak historische gegevens en situaties behandeld, maar zowel de grote lijn als de details van het verhaal worden vooral bepaald door het doel dat de verteller met zijn verhaal voor ogen heeft. Als het voor dit doel beter is zaken te vertellen die historisch gezien nooit zijn gebeurd of heel anders zijn gebeurd, dan zullen noch de verteller noch de luisteraar van de midrasj daarmee moeite hebben. Op deze wijze wordt de historie als het ware getransformeerd tot 'bijbelse geschiedenis'. Niet wat werkelijk is gebeurd, maar wat er had moeten gebeuren met oog op een beter geloofsinzicht, vormt de inhoud van de midrasj. Vergelijking van de verhalen over Johannes de Doper bij Matteüs en Lukas geeft een goed inzicht in deze transformatie van de historie. De wijze waarop de transformatie wordt uitgevoerd, wordt bepaald door de verhalen in Tenach die bij het vertellen als uitgangspunt dienst doen. Ook in de midrasjiem van de rabbijnen is een dergelijke transformatie van de historie een vanzelfsprekende zaak.

Het didactisch-polemische karakter van midrasj
Een derde kenmerk van midrasj is dat er steeds een didactisch of polemisch doel mee wordt nagestreefd. Als de rabbijnen spreken over het verleden, dan zijn hun ogen gericht op het heden. Dit geldt ook voor de evangelisten. Zij vertellen hun verhalen met oog op hun eigen omstandigheden en hun eigen publiek. Medestanders onderwijzen zij, tegenstanders bestrijden zij. De grens tussen didactiek en polemiek is vaak niet scherp te trekken. Zo kunnen de verhalen van Matteüs en Lukas over Johannes de Doper heel wel bedoeld zijn als polemiek tegen de messiaanse pretenties van Johannes' volgelingen. Het messiasschap van Johannes en zijn opstanding uit de doden worden met deze verhalen door de evangelisten afgewezen. Ook in de oude rabbijnse literatuur treft men een dergelijke vorm van polemiek door middel van verhalen regelmatig aan.

Verschil van opinie
Geestverwante vertellers van midrasjiem zijn in staat een zelfde onderwerp in hun verhalen op geheel verschillende wijze te behandelen. Het bestaan van verschillende visies op een zelfde zaak is in het rabbijnse Jodendom een heel gewone aangelegenheid. Het gaat gepaard met soms felle discussies en het is lang niet altijd nodig tot een eensluidend standpunt te komen. Volkomen in deze lijn kan men nu de verschillen in opinie van Matteüs en Lukas over Johannes de Doper zien. Voor Matteüs is Johannes Elia, de aankondiger van de messiaanse tijd. Zijn optreden zou de laatste fase van de geschiedenis inluiden. In dit opzicht zijn Lukas' verwachtingen minder hoog gespannen. Voor hem is Johannes Samuël, een profeet met een bescheidener taak. Het optreden van Jezus is in Lukas' ogen dan ook niet de laatste fase van Gods optrekken met Israël. Na zijn evangelie schrijft hij de Handelingen. Het leven van Jezus is voor hem niet het einde van een keten, maar een schakel in een geschiedenis die zich voortzet. Vanuit dit perspectief kan Lukas de identificatie van Johannes de Doper met Elia niet gebruiken. Daarom heeft hij in Tenach een ander verhaal als uitgangspunt genomen dan Matteüs. Juist door de verschillen tussen midrasj-verhalen met verwante thematiek te bestuderen kan men veel aan de weet komen over de bedoelingen van de vertellers. Ook in dit opzicht zijn de evangeliën nauw verwant met de midrasjiem van de rabbijnen.

Midrasj als centraal begrip
In de wetenschappelijke literatuur wordt de term 'midrasj' meestal gebruikt voor de methode van schriftuitleg, zoals deze gehanteerd wordt door de rabbijnen uit de Oudheid. Deze methode bestaat uit een complex van exegetische regels die voor een groot deel taalkundig en logisch van aard zijn. Daarnaast worden met het woord 'midrasj' die rabbijnse geschriften aangeduid, die berusten op deze exegetische methode. Zo opgevat vormt de midrasj een interessante achtergrond bij de studie van de evangeliën, maar blijven midrasj en evangeliën twee wezenlijk verschillende vormen van godsdienstige literatuur. Heel anders wordt dit als men bereid is het begrip 'midrasj' op te vatten in de veel bredere betekenis die wij er in dit artikel aan hebben gegeven. Niet de precieze taalkundige en logische regels voor de exegese zijn kenmerkend voor de midrasj (deze waren bovendien aan allerlei ontwikkelingen onderhevig), maar het functionele karakter ervan vormt zijn belangrijkste eigenschap: midrasj als verbindende schakel tussen Tenach en het leven van de verteller en diens gehoor. Midrasj opgevat in deze bredere zin omvat niet alleen de rabbijnse literatuur, maar ook de evangeliën. Het is dit midrasj-begrip dat niet alleen de relatie legt tussen de evangeliën en de joodse traditie, maar dat ook een krachtig hulpmiddel blijkt te zijn bij het onderzoek van de evangeliën. Tal van problemen waarmee exegeten worstelen, komen erdoor tot een heldere oplossing. Verschillen tussen de evangeliën worden verklaarbaar. De grote lijnen van de afzonderlijke evangeliën komen aan het licht. Vele onbegrijpelijke passages worden plotseling doorzichtig. Ja zelfs allerlei problemen met betrekking tot de verschillen tussen evangeliehandschriften kunnen tot een oplossing worden gebracht met behulp van de midrasj-aanpak. Het is om dit alles dat het midrasj-begrip zoals we het in dit artikel hebben beschreven, een centrale plaats zou moeten krijgen in de bestudering van de evangeliën. Pas als we de evangeliën opvatten als midrasj komen zij ons inziens tot hun volle recht.

(De tekst van dit artikel is grotendeels een samenvatting van hoofdstuk 4 van het boek "Lukas, de Jood", uitgegeven bij Kok in Kampen).

Artikel gepubliceerd in:

  • Hervormd Nederland, 14 september 1985, pag. 24-27
  • Bekirbénoe, Maandbericht van de Kerkeraadscommissie "Tenach en evangelie" van de Hervormde Gemeente Amsterdam, Jrg. 27 nr. 10, oktober 1985

Voor een naschrift van Wout van der Spek in Bekirbénoe Jrg. 27 nr. 11: klik hier.


This is the website of Peter van 't Riet