Artikelen - Jodendom

De Jodensavanne in Suriname - Peter van 't Riet - 2007
Een uitzonderlijk stukje geschiedenis

Jodensavanne is de naam van het gebied waar in de 17e t/m 19e eeuw Portugese joden gevestigd waren in Suriname. Jodensavanne ligt op de rechter oever van de Surinamerivier ongeveer 50 km ten zuiden van Paramaribo, de hoofdstad van Suriname. De plaats ligt in het district Para bij de Cassiporakreek, een zijrivier van de Surinamerivier. Het wordt sinds 1832 niet meer bewoond. Jodensavanne vormt een deel van de Nederlandse geschiedenis dat aan weinigen in ons land bekend is. Hoe kwamen deze Portugese joden daar terecht, hoe hebben zij daar geleefd en hoe kwam het dat zij het gebied weer verlaten hebben?

De Braziliaanse periode
In de 16e eeuw vluchtten veel joden uit Spanje en Portugal om aan vervolging, marteling en doodstraf door de inquisitie te ontkomen. Een deel van hen kwam terecht in de Nederlanden, waar zij zich als Sefardische (Zuid-Europese) joden onderscheidden van de Asjkenazische (Midden- en Oost-Europese) joden. Sommige van de Sefardische joden die uitweken naar Holland, vertrokken later naar de Hollandse koloniën, soms vanwege het klimaat, soms vanwege religieuze problemen met hun mede-joden in Amsterdam. Zij die naar Zuid-Amerika vertrokken, vestigden zich aanvankelijk niet in Suriname, maar in Brazilië. Dat deel van Zuid-Amerika was in de 16e eeuw veroverd door de Portugezen en sinds die tijd waren Portugese joden betrokken bij de financiering en leiding van de suikermolens aldaar en bij de verhandeling van de suiker. Ook namen ze actief deel aan de handel in brazielhout, katoen, leer en andere koloniale producten. 

 
Ruïne van de synagoge van Jodensavanne in 2006
(Foto: Theo van Beusekom)

Aan het begin van de 17e eeuw lieten echter ook de Engelsen, Fransen en Hollanders hun oog op de West-Indiën vallen. Zij gingen ertoe over stukken van de nieuwe wereld te veroveren. Vanaf 1630 werd Recife een wingewest van de West-Indische Compagnie te midden van een door Portugal overheerst gebied. Vooral na 1634 werden Sefardisch-joodse migranten met beloften van godsdienstvrijheid en lage belastingen door de Hollandse overheid aangetrokken om zich daar te vestigen. De zevenjarige regeringsperiode van 1637 tot 1644 van Graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen (ook wel "Maurits de Braziliaan" genoemd) is tot op heden in de Braziliaanse herinnering blijven bestaan als een Gouden Tijd.

Graaf Maurits (niet te verwarren met prins Maurits) was de zoon van een broer van Willem van Oranje. Hij leefde van 1604 tot 1679. Bij zijn aantreden als gouverneur nodigde hij kunstenaars, wetenschappers, cartografen en administratief personeel uit naar de kolonie te komen om te helpen Brazilië te ontwikkelen en de immigratie te bevorderen. Zo bereikte hij dat zijn Mauritsstad of Mauritiopolis (het huidige Recife) een grandeur en uitstraling kreeg die nog nooit eerder op het Amerikaanse continent vertoond was. In de jaren van zijn bewind kwam het tot een wapenstilstand tussen de Hollandse bezetters en de reeds in die streken gevestigde Portugezen. De graaf verzette zich tegen de West-Indische Compagnie die gericht was op handelsbelangen. Hij zette zich vooral in voor een vreedzaam samenleven met de lokale bevolking. Tevens stelde hij de vrijheid van geloof in, zodat katholieken, calvinisten en joden in harmonie konden werken en samenleven.

De Mauritiaanse periode kenmerkte zich door geheel nieuwe en in de Nieuwe Wereld ongehoorde experimenten. Mauritsstad werd gebouwd volgens een stedelijke ontwerp van Pieter Post op basis van de nieuwste ontwikkelingen van die tijd. De eerste botanische tuin en de eerste dierentuin op het Amerikaanse continent werden er aangelegd. De eerste systematische berekeningen op meteorologisch gebied werden er gemaakt en de eerste astronomische observaties met Europese telescopen op het Amerikaanse continent hadden er plaats. Het was ook daar dat het eerste parlement bijeen kwam. In dit Recife van de graaf van Nassau verrees in de Jodenstraat, de huidige Rua do Bom Jesus, de eerste (recentelijk gerestaureerde) synagoge op het Amerikaanse continent, bestemd voor de Sefardische joden.

In de laatste jaren van graaf Maurits' bewind begon de sfeer in Recife echter te verslechteren. Ondanks de belofte van vrijheid van godsdienst, ontwikkelde zich ook in Recife weldra antisemitisme voornamelijk veroorzaakt door jaloezie en wantrouwen. In 1643 schreef ene Balthasar van de Voorde, raadsheer in Recife, aan de Staten van Zeeland: "Wij regeren over het land en zijn bewoners, maar de Portugeze-joden [de Sefardische joden; red.] regeren over onze eigendommen". Daarna veranderde de sfeer snel. Kredietverstrekkers eisten hun geld op, kredietontvangers moesten onderduiken of verdwijnen. Ook de druk van de Portugezen in de omringende streken nam toe. In 1644 werd Graaf Johan Maurits, door de Staten-Generaal naar Holland teruggeroepen. De situatie werd daardoor zo gevaarlijk dat veel Sefardische joden Brazilië met de prins verlieten en hun rijkdom met zich meenamen. Vijf jaar later behaalden de Portugezen een belangrijke overwinning op de Hollanders in de Tweede Slag bij Guararapes. Rond 1654 waren de Nederlanders overwonnen en keerde de controle over heel Brazilië terug in Portugese handen. Een groep Sefardische joden uit Recife had zich toen inmiddels gevestigd in Nieuw Amsterdam (het huidige New York) en stichtte daar de eerste joodse congregatie.
 
Suriname
Ook het ten noorden van Brazilië gelegen gebied van de Guyana's, waartoe Suriname behoort, is lange tijd het toneel geweest van elkaar onderling bestrijdende Europese handelsnaties. Hier waren het Engeland, de Nederlanden en Frankrijk, die pas aan het begin van de 19e eeuw tot een stabiele verdeling van het gebied zouden komen. In 1616 bijvoorbeeld vestigden de Nederlanders zich in het huidige Engels-Guyana, waar de West-Indische Compagnie een fort bouwde langs de Essequibo Rivier. In 1639 streken de eerste joodse kolonisten uit Holland, Portugal en Italië in Suriname neer. Zij vestigden zich in de oude hoofdstad Torarica en begonnen onmiddellijk in de omgeving suikerplantages op te richten. In de jaren daarna, waarschijnlijk omstreeks 1650, hebben zij zich ook gevestigd in het gebied dat later Jodensavanne genoemd zou worden en dat meer stroomopwaarts lag aan de Surinamerivier. De eerste Europese kolonie in Suriname werd echter niet door de Hollanders, maar door de Engelsen gesticht in 1652 onder leiding van Lord Willoughby, die gouverneur van Barbados was. De Engelse kolonisten vestigden zich onder zijn leiding ook in het gebied van Jodensavanne.

De joodse immigratie in Suriname kende echter verschillende "golven". In 1659 kreeg de Sefardische jood Joseph Nunes de Fonseca (waarschijnlijk in 1620 geboren in Recife), later bekend onder de naam David Cohen Nassy (David de Leider) toestemming van de West-Indische Compagnie een kolonie te stichten in Cayenne het latere Frans-Guyana. Vijf jaar later in 1664 werd Cayenne echter door de Fransen op de Hollanders veroverd. Op 20 augustus 1664 verliet David Nassy Cayenne, samen met zijn medejoden, en vestigde zich in Suriname in Cassipora. Dat lag enkele mijlen meer stroomopwaarts dan de oude hoofdstad Torarica. Vervolgens vestigden zij zich ook in Jodensavanne, dat ten noorden van Cassipora aan de rechteroever van de Surinamerivier lag. Suriname was toen echter nog in handen van de Engelsen. Na een jaar, op 17 augustus 1665, kreeg de joodse gemeenschap in Suriname van de Engelsen vrijheid van godsdienst en het recht synagogen en scholen te stichten. In 1666 werd deze Hollandse vestiging vernield door Engelse settlers, die al vanaf 1652 in deze streken gevestigd waren. Onder de Engelsen bevonden zich waarschijnlijk ook asjkenazische joden. Pas een jaar later in 1667 kwam Suriname in Nederlandse handen, toen het door Abraham Crijnsen op de Engelsen veroverd werd in de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. De door de Engelsen gegeven rechten van de joden liet hij in stand.

In datzelfde jaar, op 31 juli 1667, ruilde de Nederlanders bij het Verdrag van Breda hun Noord-Amerikaanse kolonie Nieuw-Holland inclusief Nieuw-Amsterdam (het latere New York) voor de suikerplantages in Suriname. Twee jaar na deze Vrede van Breda, waarbij Suriname definitief Nederlands gebied werd, kregen de joden in Suriname officieel toestemming voor het stichten van een kolonie inclusief een synagoge en een begraafplaats. De nieuwe kolonie, enkele kilometers van Cassipora, kreeg later de naam Jodensavanne. In 1683 werd Suriname verkocht aan de West-Indische Compagnie en werd bekend onder de naam Nederlands-Guyana. De Nederlanders dreven handel met de Indianen en stichten suikerplantages. De kolonie ontwikkelde zich als een agrarische economie gebaseerd op Afrikaanse slavenarbeid.

De Congregatie van Cayenne
De eerste joden in Suriname leefden dus tussen de Hollandse en Engelse kolonisten, eerst in Torarica, de toenmalige hoofdstad, later toen hun aantal groter werd ook in Cassipora en in Jodensavanne. Volgens hun eigen archieven werd de "Portugees-Joodse Congregatie van Suriname" gesticht in het joodse jaar 5422 (1661/1662). Na de komst van de groep van David Nassy werden zij ook wel de "Congregatie van Cayenne" genoemd. Zolang Suriname Engels gebied was, ontvingen de joden belangrijke privileges van de Engelse Kroon. Deze privileges werden, zoals we al zagen, herbevestigd door de Hollanders, nadat Suriname in 1667 door Abraham Crijnssen was ingenomen. Tussen 1665 and 1667 werd in Jodensavanne de eerste houten synagoge gebouwd op het land van Baruch da Costa en Selomoch de Solis. De rijke joodse plantagehouder Samuel Nassy schonk in 1682, 1685 and 1691 stukken grond aan de joodse gemeente. In 1685 verscheen een tweede synagoge, nu van steen. De joodse gemeente, de Kahal Kadosj ("Heilige Congregatie"), werd evenals haar synagoge Beracha Ve Salom ("Zegen en Vrede") genoemd. Deze congregatie was een "filiacao" (dochter) van de Portugees-joodse Congregatie van Amsterdam en volgde dezelfde ritus. Het "College van Senhores do Mahamad" bestond (in 1785) uit vier Parnassijns (bestuurders) en een Gabai (koster). De oud-leden van de Mahamad werden "Adjunctos" genoemd. Zij vormden samen met het College van de Mahamad de "Juncta", het bestuur van de gemeente. De Mahamad trad ook op als hof voor civiel rechtelijke zaken.

Dat het bezit van grond en opstallen door de joden voor de Hollandse overheid geen vanzelfsprekende zaak was, kan opgemaakt worden uit de eerste zogenaamde grondbrief (van 12 september 1691). Daarin wordt door gouverneur Van Scharphuizen aan de Joodsche Natie een stuk grond van honderd akkers in allodiaal, d.i. absoluut eigendom en erfelijk bezit "afgestaan" tot gebruik van haar synagoge, voor begraafplaats van haar doden en voor erven tot behuizing, grond waarop zij al decennia lang leefden. Die grondbrief luidt: "Permitteeren en Vergunnen mits deesen in allodialen eigendom en Erfelijke bezittinge aan de Joodsche Natie tot gebruik van haar synagogue, begraafplaas haerer doode etc.: een stuk Lands, groot Een hondert akkers, gelegen aan de Oostseide van de rivier Zuriname, ter plaatse daar alsnu haare sinagogue staat, naementlijk twintigh kettingen op de Face van de rivier, soodat tien kettingen zich nae beneeden en tien nae booven strecken, gaande voorts de rest landwaerts in, op welck plaats (alsoo deselve voor een gemeen Landt werd gehouden en gereeckent) een ieder syne huysinge en Erve sal vermoogen te setten en hebben, en ook die geene die aldaar bereets haare huysingen en Erven hebben, zullen deselve aldaar moogen behouden en onbekommert genieten en bewoonen".

Een tweede "Heilige Land"
Het dorp in Jodensavanne was gebouwd op een heuvel en gunstig gelegen in de buurt van drie natuurlijke bronnen. Een daarvan leverde zuiver water, de tweede warm water en de derde was geneeskrachtig. Het water van die derde werd zelfs naar Europa geëxporteerd. Behalve de van steen opgetrokken synagoge met de naam Beracha Ve Salom ("Zegen en Vrede") waren er twee begraafplaatsen met veel witmarmeren stenen. De oudste was gelegen aan de Cassiporakreek, de andere lag dicht bij de synagoge. De joden van Jodensavanne legden plantages aan en produceerden suiker. Zij zagen Jodensavanne als een tweede "Heilige Land". Veel van hun plantages kregen Bijbels-Hebreeuwse namen: Be'ersjeba, Carmel, Mahana'im, Dothan, Soccoth, Moriah, Nahamou, Hebron, Rama etc.

Ondanks deze optimistische kijk op hun omgeving, was het leven in Jodensavanne in de 17e en 18e eeuw niet altijd even comfortabel. In 1689 en 1712 werd Suriname aangevallen door de Fransen, die de kolonie plunderden en veel schade veroorzaakten ook aan de joodse planters. Ook werden zij regelmatig aangevallen door indianen en maronen (gevluchte slaven). Dan werden de aanvallers verdreven en opgejaagd tot in de jungle. Verschillende joodse commandanten zijn bekend die leiding gaven aan dit soort operaties. Onder hen bevonden zich Samuel Cohen Nassy en David Nassy. De laatste joeg zelfs op de aanvallers op Jom Kippoer. Hij stierf in 1734 tijdens of kort na een van zijn campagnes. Andere joodse commandanten waren Jacob d'Avilar (1718), Isac Arias en Abraham de Britto, die de moord op Manuel Pereira door maronen wraken, voorts kapitein Naar (1749) and Isac Nassy, die door maronen werd gedood in 1750. 

 
Restanten van de joodse begraafplaats

Aan het eind van de 17e eeuw en het begin van de 18e ontstonden er problemen tussen de Surinaamse joden en de Nederlandse overheid. Hun privileges uit de daaraan voorafgaande tijd, zoals het sluiten van huwelijken, het openen van winkels op zondag en het uitoefenen van eigen rechtspraak, stonden onder kritiek. In 1767 cumuleerden de vijandigheden zelfs in overwegingen om een ghetto voor de joden op te richten in Paramaribo. Maar ondanks deze problemen was Suriname in het algemeen een plaats voor joden waar zij een beter leven konden hebben dan waar ook in de wereld. In 1730 waren van de 400 plantages in Suriname er 115 in joods bezit. Belangrijke namen van joden in de vroegste periode waren:

  • David Mercato, die in 1663 een nieuwe manier van het bouwen van suikermolens uitvond;
  • Joseph Nassy, commandant over de rivieren Sinamery, Iran en Connamawe in 1668;
  • Isack Meza;
  • Samuel Nassy and Jacob Perera, leden van de Burgeroorlogsraad in 1677;
  • Abraham Nunes, een landmeter in 1682;
  • Samuel Nassy, Vrederechter in 1684;
  • Samuel de la Parra;
  • Josua Servatty Pina.

Recessie
Na de bloeiperiode in de 17e en begin 18e eeuw, vond er echter een economische recessie plaats in de 2e helft van de 18e eeuw (1765-1775). Deze werd veroorzaakt door de toename van grote leningen - in het bijzonder door de firma "Deutz" in Amsterdam -, die niet gebruikt werden voor verbetering van de landerijen, maar die vaak onverstandig werden gespendeerd, wat voortdurend resulteerde in uitstel van betaling. De bewoners begonnen Jodensavanne te verlaten en verhuisden naar de opkomende, nieuwe hoofdstad Paramaribo. In 1719 was daar al de synagoge Neve Salom ("Huis van Vrede") gebouwd, die in 1735 verkocht was aan de Asjkenazische joden. De Sefardische joden begonnen in datzelfde jaar nog met de bouw van hun eigen synagoge in Paramaribo, die zij Sedek Ve Salom ("Gerechtigheid en Vrede") noemden. Dit gebouw was voor de Sefardiem slechts een "Casa de Oracao" ("Huis van gebed"). Hun "echte" synagoge lag nog altijd in Jodensavanne. Voor het vieren van de joodse feestdagen kwamen zij in grote getale naar Jodensavanne terug. De synagoge aldaar werd nog lang in ere gehouden en op 12 oktober 1785 werd het eeuwfeest er nog groots gevierd. Maar dat nam niet weg dat na verloop van tijd er in Jodensavanne nog maar ongeveer 20 verarmde families woonden, die in hun bestaan voorzagen hoofdzakelijk door handel te drijven met de militaire bezetting langs het Cordonpad, een beschermende zône om het gebied van de plantages heen. In 1791 waren nog slechts 46 van de 600 plantages in joodse handen, hoewel er 447 joden in Suriname woonden.

In 1832 legde een grote brand, die kwaadwillig gesticht werd, haast alle woningen in Jodensavanne in de as. Sindsdien woonde men er niet meer. Desondanks werden nog tot omstreeks 1860 diensten gehouden in de synagoge. De plaats werd daarna overwoekerd door het oerwoud en van de synagoge bleef slechts een ruïne over.

Tot aan 1835 was het aantal joden in Suriname toegenomen tot 719, maar daarna nam het geleidelijk af tot 607 in 1885 en 558 in 1912. In 1993 werd het aantal op minder dan 200 geschat.

Pogingen tot herstel
In de 20e eeuw zijn er verschillende pogingen geweest Jodensavanne in ere te herstellen. In 1906 werden door toedoen van de godsdienstleraar Hilfman de ruïne van de synagoge en de begraafplaats opgeknapt. Maar na korte tijd werd alles weer aan zijn lot overgelaten en nam de jungle het weer in bezit. De claim van de Nederlandse Portugees-Israëlitische Gemeente op het eigendom van Jodensavanne werd in 1907 niet erkend door de koloniale overheid. Een beroep op de minister van de Koloniën in 1908 had geen succes. Een poging van de heer Oudschanz Dentz in 1927 om geld in te zamelen voor de reconstructie van de ruïne, bleef zonder resultaat. Na jarenlang een betwist gebied te zijn geweest, werd de Jodensavanne in 1937 toegevoegd aan de Rijksdomeinen.

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd in maart 1942 Jodensavanne een interneringskamp voor NSB'ers uit het toenmalige Nederlands-Indië. De geïnterneerden moesten het dorp schoon maken. Ruim 436 graven werden blootgelegd. Slechts 59 opschriften heeft men kunnen ontcijferen. In 1946 vertrokken de NSB'ers en weer werd Jodensavanne verwaarloosd.

In 1967 werd door de TRIS, de Nederlandse Troepenmacht in Suriname, Jodensavanne opnieuw in een behoorlijke staat gebracht. Bij die gelegenheid werd nog een aantal graven ontdekt. Ook op de oude begraafplaats bij de Cassipora-kreek werden 250 grafstenen gevonden. Het oudste graf dat is gevonden, dateert uit het jaar 1667. Behalve de ruïne van de synagoge zijn nog de resten aan te wijzen van de bakkerij, slachterij en van een ritueel bad. Ook is de geneeskrachtige bron weer teruggevonden. In 1968 werd een serie postzegels uitgegeven, speciaal gewijd aan Jodensavanne. 

 
Decoratie op een grafsteen op de begraafplaats van Jodensavanne

Op 11 oktober 1971 werd met medewerking van de overheid de Stichting Joden Savanne (SJS) opgericht en konden de ruïnes van de synagoge en de begraafplaats wederom worden gerestaureerd. Er werden stappen ondernomen om een openluchtmuseum in Jodensavanne te vestigen. Het plan werd uitgevoerd in 1973 en op 14 augustus van dat jaar vond de officiële ingebruikstelling van het complex plaats. Een klein traditioneel huis uit de Wagenwegstraat in Paramaribo werd herbouwd op het terrein om de bezoekers van accommodatie te voorzien. Aanvullende faciliteiten en een opzichterswoning werden gebouwd op een onopvallende plek. In de jaren daarna werd de Savanne een aantrekkelijke en populaire plek voor de bevolking van Suriname.

 
Informatiebord met afbeelding van de synagoge Beracha Ve Shalom
(Foto: Theo van Beusekom)

Tot aan 1980 hield de SJS de Jodensavanne in goede conditie. Plannen werden ontwikkeld om het dorp compleet te herbouwen voor het toerisme. Ongelukkig genoeg werden alle plannen verstoord in de jaren 1980-'81. De aangrenzende dorpen Redidotti en Carolina en de plantage Blakawatra werden het toneel van een Indianenopstand, waarbij Jodensavanne niet gespaard bleef. Het museum en het gebouw van de archeologen werden verwoest. De voorwerpen uit het museum werden gestolen of beschadigd. Voor een reconstructie ontbrak in de jaren daarna het geld en dus konden de bezoekers alleen nog de ruïnes van de synagoge en de begraafplaats bezichtigen.

Desondanks bleef de interesse in Jodensavanne bestaan. Steeds opnieuw kwamen er bezoekers om iets over de verleden van de joodse gemeenschap in Suriname aan de weet te komen. In 1997 werd Jodensavanne opgenomen op de lijst van de 100 belangrijkste culturele monumenten van de wereld. Het gevolg was dat in februari 1998 een nieuwe commissie werd opgericht om het herstel van Jodensavanne te bewerkstelligen. De synagoge, de beide begraafplaatsen, de bronnen en alle voorwerpen zouden hersteld moeten worden en opengesteld voor het publiek. In februari 1999 was het hele gebied weer opgeknapt. Een nieuwe aanlegplaats was aangelegd en een bescheiden bezoekerscentrum opgericht. Sindsdien kan Jodensavanne de bezoekers weer ontvangen en informeren over een van de oudste joodse vestigingen in de Nieuwe Wereld.

Bronnen
www.suriname.nu/201cult/joodsgem01.html,
www.brazilianembassy.nl/nederlands/emb_12.htm,
www.cq-link.sr/personal/debye/geneal/index.html,
Wikipedia, onder: Jodensavanne.

Dit artikel verscheen eerder in: Judaica Bulletin 20 nr. 4, juli 2007.
This is the website of Peter van 't Riet