Artikelen - Christendom

Eucharistie/avondmaal, heidense of joodse wortels? - Peter van 't Riet - 1999

In 1970 verscheen van de hand van dr. Rudolf Boon het boek De joodse wortels van de christelijke eredienst. Daarin werd betoogd dat vrijwel alle onderdelen van de christelijke eredienst, inclusief het avondmaal, hun wortels hebben in het jodendom. In schril contrast hiermee staat de opvatting van prof. H.J. de Jonge (Trouw 6 januari), dat het christelijke avondmaal geen joodse, maar een heidense oorsprong heeft. Niet uit Jezus' laatste (joodse) sedermaaltijd zou het christelijke avondmaal zijn voortgekomen, maar uit de Griekse symposia. Dat waren bijeenkomsten gewijd aan een bepaald thema, waarbij de deelnemers om beurten het woord voerden, meestal na afloop van een stevige maaltijd.

Interessant aan bovenstaande opvatting is, dat De Jonge daarmee een nog altijd bestaand taboe doorbreekt waarmee theologie en bijbelwetenschap zijn behept. Eeuwenlang is de gedachte dat het christendom heidense wortels zou hebben, niet voor serieuze studie en discussie vatbaar geweest. En nog altijd moet vrijwel elke uitspraak op dit punt met veel meer evidentie onderbouwd worden, dan bij een gemiddelde theologische bewering het geval is. De heidense wortels van het christendom zijn echter minstens zo belangrijk en interessant als de joodse wortels. Ik noem enkele voorbeelden.

De gewoonte in vooral katholieke landen om overal waar iets buitengewoons is gebeurd, beeldjes, kruizen of kapelletjes te plaatsen, komt in aangepaste vorm rechtstreeks bij de Romeinen vandaan. Zodra een Romein zijn huis had verlaten, kon hij nauwelijks twee stappen zetten zonder voorbij een heilig voorwerp te komen. Ook de kinderdoop heeft niets te maken met de joodse besnijdenis, maar vindt zijn oorsprong in de Romeinse reinigingsriten van de pasgeborenen op de achtste of negende dag. De opvattingen die de kerkvaders er na hun bekering tot het christendom op na hielden, vertonen meer continu?teit met de wijsbegeerte en rechtsgeleerdheid van de Grieken en Romeinen dan velen van henzelf voor lief hielden. Ook de gedachtenstructuren van de kerkelijke dogmatiek en eredienst hebben sterker heidense dan joodse trekken. Alleen van het Kerstfeest is het inmiddels vrijwel algemeen geaccepteerd dat het een nabijbels feest is, dat in de vierde eeuw werd ingesteld ter vervanging van de heidense zonnewendefeesten aan het eind van december. Helaas zijn serieuze studies naar de heidense oorsprong van het christendom gering in aantal en worden zij niet altijd serieus genomen. De uitspraken van De Jonge zijn in dit opzicht dus uiterst welkom.
Desondanks ben ik van mening dat het avondmaal meer joodse wortels heeft dan De Jonge volgens het verslag in Trouw lijkt te beweren. Ik ben het met De Jonge eens dat die joodse wortels niet liggen in Jezus' laatste sedermaaltijd, zoals iedereen pleegt te geloven op grond van de evangelieverhalen. Deze verhalen hebben een hoog midrasj-gehalte. Daarmee bedoel ik dat de evangelisten Jezus' dood en opstanding om redenen van 'joods-theologische' aard in het kader van het P?sach-feest hebben geplaatst. Markus, Matte?s en Lukas hebben daarbij van zijn laatste maaltijd een sedermaaltijd gemaakt. In het vierde evangelie daarentegen is Jezus' laatste maaltijd geen sedermaaltijd, maar een gewone maaltijd 24 uur eerder, hetgeen vaak over het hoofd wordt gezien.

Het christelijke avondmaal vindt echter vooral zijn oorsprong in wat men zou kunnen noemen 'joodse symposia', dat wil zeggen joodse bijeenkomsten met een maaltijd- en leerkarakter. Want niet alleen bij de Grieken bestond de traditie van leermaaltijden, ook in joodse kringen, met name bij de Farizee?n, de Essenen en aanverwante groepen (zoals de chaveriem), kende men dit gebruik. De evangeli?n geven minstens vijf voorbeelden van dergelijke leermaaltijden (Lukas 7, 11 en 14; Johannes 12 en 13). Ook van de eerste christelijke gemeente in Jeruzalem, die geheel een joodse aangelegenheid was, heet het dat zij 'het brood aan huis braken'. Daarmee is niets anders bedoeld dan dat zij dergelijke leermaaltijden hielden.
Een van de fraaiste voorbeelden van zo'n maaltijd treffen we aan in een verhaal over de eerste christelijke gemeente van joden en godvrezende heidenen in Troas (Handelingen 20). Lukas beschrijft daar hoe men op de eerste dag van de week samenkomt om het brood te breken en hoe Paulus tot diep in de nacht met de aanwezigen spreekt. Die bijeenkomst vond dus op zaterdagavond plaats (volgens de joodse dagindeling is dat het begin van de eerste dag van de week) en Paulus vertrekt de volgende ochtend bij zonsopgang (dat is zondagochtend vroeg). Ongetwijfeld heeft Lukas verondersteld dat er v??r Paulus' vertrek een gemeenschappelijk ochtendgebed heeft plaatsgevonden overeenkomstig de joodse gewoonte. Op dat moment ook, hetzelfde moment als van Jezus' opstanding, brengt men de doodgewaande Eutychus levend weg!
Dit verhaal in Handelingen 20 is mijns inziens een sleutelverhaal in de ontstaansgeschiedenis van de latere eucharistie op zondagochtend. In de eerste plaats laat het zien dat leermaaltijden met brood, en wellicht ook wijn, in de christelijke gemeenten van joden en godvrezenden uit de heidenen al werden gehouden nog voordat de evangelisten aan Jezus' laatste maaltijd het karakter van een sedermaaltijd hadden gegeven (de evangeli?n zijn geschreven na 70 CJ, hoewel er voordien al wel mondelinge tradities kunnen zijn geweest). In de tweede plaats laat dit verhaal van Lukas zien dat de leermaaltijd van de eerste joodse christenen aanvankelijk lag op het snijvlak van de sjabbat (de zaterdagavond als uitgang van de sjabbat) en de zondag (met het speciale opstandingskarakter van het ochtendgebed).

De Jonge heeft gelijk als hij bedoelt dat de vertrouwdheid met de Griekse symposia het de christenen uit de heidenen gemakkelijk heeft gemaakt, de leermaaltijd van het vroege (joodse) christendom over te nemen. Het is onder deze heiden-christenen geweest dat in een later stadium (begin tweede eeuw) de zaterdagavondmaaltijd verplaatst werd naar de zondag onder invloed van een onder hen ontstane anti-sjabbathouding. Toen deze christelijke maaltijden halverwege de tweede eeuw onder verdenking kwamen te staan, werden zij waarschijnlijk door de Romeinse overheid verboden en werd de maaltijd in aangepaste vorm naar het zondagochtendgebed verplaatst (H.A.J. Wegman, Geschiedenis van de christelijke eredienst in het westen en het oosten, 1977). Zo is omstreeks 150 CJ de basis voor de latere ontwikkeling van de eucharistie gelegd, waarbij de maaltijd van brood en wijn onder invloed van de evangelieverhalen verder gesacraliseerd werd.

Wat voor eucharistie en avondmaal geldt, geldt voor veel zaken in het christendom: na een aanvankelijk joods begin heeft er zich onder invloed van Grieks-Romeinse (en later Germaanse) factoren een transformatieproces voorgedaan, waarbij deze zaken hun latere christelijke gestalte kregen. Daarmee is het christendom een godsdienst geworden met een typisch synthesekarakter. Men zou kunnen zeggen dat het christendom een verheidenste vorm van jodendom is, maar evengoed kan men beweren dat het een stap van het heidendom in de richting van het jodendom is. Voor het juiste verstaan van onze godsdienst, maar vooral ook voor de herbezinning erop, is het van groot belang dat niet alleen de joodse wortels ervan worden blootgelegd, maar ook de heidense. Alleen dan kunnen we in de 21ste eeuw verantwoord naar een nieuwe vorm van christendom toegroeien, die recht doet aan de intenties van Jezus en zijn eerste volgelingen. Studies als die van Boon en De Jonge, eenzijdig of niet, zijn daarbij onmisbaar.

Artikel gepubliceerd in TROUW Podium, 20 januari 1999, pag. 14
This is the website of Peter van 't Riet