Artikelen - Jodendom

De joodse jaartelling - Peter van 't Riet - 1988
Haar herkomst en betekenis

Volgens de joodse jaartelling leefden we eind 1988 in het jaar 5749 sinds het begin van de schepping. Trek daar 1988 jaren vanaf (het joodse nieuwjaar valt in de herfst) en het resultaat is, dat de schepping begon in het jaar 3761 vCJ (voor de christelijke jaartelling). Deze jaartelling anno mundi is echter pas sinds de middeleeuwen in algemeen gebruik gekomen onder de joden. Zij komt niet voor in de oudere joodse bronnen, zoals Tenach, Apokriefen en Pseudepigrafen. In het oude Israël en het vroege jodendom werden de jaren anders geteld, dan momenteel het geval is. Ook hadden niet alle groepen in het jodendom van de Oudheid dezelfde tijdrekening en kalender. We zullen in dit artikel een korte (niet volledige) schets geven van de historische ontwikkelingen rond de jaartelling in het jodendom. Daarbij moeten we om te beginnen wijzen op het verschil tussen jaartelling en kalender.

Jaartelling en kalender

In het dagelijks leven zijn we er vaak erg aan gewend, dat de jaartelling en de kalender één systeem vormen. Maar jaartellingen en kalender hoeven beslist niet op een eenduidige manier aan elkaar gekoppeld te zijn. De kalender is de indeling van de tijd in perioden van min of meer gelijke lengte, zoals dagen, weken, maanden, seizoenen, jaren, enz. Een jaar is weliswaar ook zo`n periode, maar om tot een jaartelling te komen heeft men behalve een of andere kalender een aanvangsjaar nodig, waarmee men het tellen kan beginnen, en een nieuwjaarsdag, waarop het ene jaar in het andere overgaat. De keuze van zo`n aanvangsjaar en nieuwjaarsdag staan in feite los van de vraag, welke kalender men gebruikt.

Zo is de gangbare jaartelling in West-Europa de christelijke jaartelling, waarbij de jaren geteld worden vanaf het (veronderstelde) geboortejaar van Christus. Deze jaartelling is echter pas omstreeks 525 CJ opgesteld door Dionysius Exiguus op verzoek van paus Johannes I. Daarentegen was de kalender, waarbij de christelijke jaartelling aanvankelijk aansloot, van veel oudere datum. Tot 1582 was dat de "juliaanse kalender", genoemd naar Julius Caesar die hem invoerde (de maand juli is naar hem genoemd). Na 1582 werd de juliaanse kalender langzaam maar zeker verdrongen door de gregoriaanse kalender. Beide kalenders zijn zonnekalenders, dat wil zeggen dat de duur van het jaar (365 dagen) zoveel mogelijk de duur van de omloop van de aarde om de zon benadert (365 dagen, 5 uur, 48 minuten en 46 seconden). Het verschil wordt eens in de vier jaar gecorrigeerd door middel van een extra schrikkeldag (29 februari). De twaalf maanden komen niet overeen met de omloop van de maan om de aarde.

De joodse kalender is in tegenstelling tot de gregoriaanse een maankalender (12 omwentelingen van de maan duren 354 dagen, 8 uur, 48 minuten en 36 seconden). Om het maanjaar aan te passen aan het zonnejaar wordt 7 keer in de 19 jaar een 13e maand (schrikkelmaand) toegevoegd. Het joodse nieuwjaar (Rosj Hasjanah) valt daardoor steeds aan het begin van de herfst, hoewel de dag varieert ten opzichte van de gregoriaanse kalender. Rosj Hasjanah is de dag, waarop het joodse jaar "verjaart", hoewel het de eerste dag van de zevende maand is (1 tisjri) en niet de eerste dag van de eerste maand (1 niesan). Dat is een duidelijk voorbeeld van het feit, dat jaartelling en kalender twee verschillende zaken zijn. Het jodendom kent trouwens vier verschillende nieuwjaarsdagen, die waarschijnlijk te maken hebben met vroegere kalenders of vroegere vormen van jaartelling. Zo is er:

    * het nieuwjaar voor de (joodse) koningen en religieuze feesten op 1 niesan;
    * het nieuwjaar voor de tienden van het vee op 1 eloel;
    * het nieuwjaar voor jaren, sjabbatjaren, jubeljaren en aanplantingen (rosj hasjana) op 1 tisjri;
    * het nieuwjaar der bomen (toe bisjwat) op 15 sjewat.

We zullen ons in het navolgende beperken tot het probleem van de jaartelling en de kalenderproblemen slechts aanstippen voor zo ver dat nodig is.

Jaartelling in het Israël van de koningentijd

Voor het tellen van de jaren waren in de oudheid verschillende systemen in omloop. Meestal telde men vanaf een bijzondere gebeurtenis, die het maatschappelijke of politieke leven diepgaand beïnvloedde. Deed er zich zo`n volgende gebeurtenis voor, dan begon men soms opnieuw te tellen. Heel vaak werd de troonsbestijging van een koning als beginpunt gebruikt voor het tellen van de jaren. Dit was bijvoorbeeld het geval in Babylonië en Egypte. Ook in de koninkrijken Israël en Juda was dit de gangbare methode. Het eerste voorbeeld daarvan vinden we in de verhalen over de bouw van de eerste tempel, waarin gesproken wordt over het 4e en 11e regeringsjaar van koning Salomo (1 Koningen 6:37-38). Ook verder in de boeken 1 en 2 Koningen treft men een dergelijke telling der jaren voortdurend aan. Een probleem bij het interpreteren van de gegevens is, dat niet steeds duidelijk is, of het jaar waarin een koning de troon besteeg, werd geteld als het eerste jaar (z.g. voor-datering), of dat het eerste volledige regeringsjaar als het eerste jaar gold (z.g. na-datering).

Jaartelling na de Balylonische Ballingschap

In de tijd na de Babylonische Ballingschap waren Israël en Juda geen zelfstandige koninkrijken meer. Beide landstreken maakten deel uit van het Perzische Rijk. De oude methode van jaartelling werd voortgezet, maar nu werd er gerekend naar de regeringsjaren van de Perzische koningen (Hagai 1:1; Zecharja. 1:1, 7).
In de hellenistische tijd, die volgde op de Perzische overheersing, werd deze wijze van telling vervangen door de tijdrekening van de Seleuciden. De Seleuciden vormden de dynastie, die in het gebied van Syrië tot Babylonië Alexander de Grote opvolgde na het uiteenvallen van diens rijk. Ze werden genoemd naar hun stichter Seleucus, een van Alexanders generaals. Zij regeerden vanuit Antiochië en lieten hun jaartelling beginnen in 312 vCJ, het jaar waarin zij hun heerschappij definitief vestigden. Dit was de eerste jaartelling met een vast beginpunt, die vrij algemeen door de joden gebruikt zou gaan worden. Reeds in de boeken van de Makkabeeën is waarschijnlijk sprake van deze jaartelling (1 Makkabee?n 4:52; 7:1; 10:1, 21; 13:51; 16:14). Daarnaast komen we in deze boeken de hasmonese jaartelling tegen, die begint in het jaar 142 of 143 vCJ, toen de hogepriester Simeon de Hasmoneeër zichzelf tot koning over Israël uitriep.

Aan het eind van de 1e eeuw CJ kwam er onder de joden een telling in gebruik, die begon bij de 9e van de maand Av in het jaar 70 CJ, de dag van de verwoesting van de tweede tempel. Uit vondsten van munten is gebleken, dat er ook bevrijdingsjaartellingen werden geproclameerd, die telden vanaf 66 en 132 CJ, de beginjaren van de twee grootste joodse opstanden tegen de Romeinen. De seleucidische jaartelling bleef echter tot in de Middeleeuwen overheersend onder de joden. In het oosten bleef zij zelfs tot in de 16e eeuw in gebruik.

Jaartelling in de oerverhalen in de Tora

Geheel los van bovenstaande manieren om de jaren te tellen treffen we in de oerverhalen van de Tora (met name in Genesis) een telling aan van de levensjaren van Adam en zijn nakomelingen. Steeds is vermeld hoe oud de vaders waren bij de geboorte van hun zonen (bijv. in Genesis 5). Uit deze gegevens is het mogelijk een chronologie op te stellen vanaf het begin van de schepping tot aan de uittocht uit Egypte. In 1 Koningen 6:1 vinden we dan de verbindende schakel tussen de uittocht en de koningentijd. Gezien de verschillende getallen die voorkomen in de Hebreeuwse (Masoretische), de Samaritaanse en de Griekse teksten van Tenach moeten er in het oude jodendom verschillende tradities hebben bestaan over deze chronologie. In het Boek der Jubileeën (ca. 150 vCJ) is deze chronologie uitgewerkt tot een systeem van jubileeën of wereldperioden.
Onder invloed van het bruisende messianisme in de 1e eeuw CJ kwamen er allerlei getallenspeculaties op gang. De jaren werden geteld vanaf het begin van de schepping en de geschiedenis werd daarbij ingedeeld in perioden. De groepering der Essenen bijvoorbeeld deelde de wereldgeschiedenis in in twee perioden van 2100 jaren. Men meende te leven aan het einde van de tweede periode vlak voor het plaatsvinden van grote gebeurtenissen, die de derde periode van 2100 jaren zouden inluiden. Deze derde periode zou de messiaanse tijd zijn.

Toch heeft de chronologie anno mundi in de oudheid nooit geleid tot het ontstaan van een jaartelling in de eigenlijke zin van het woord. Zo`n jaartelling is er pas gekomen in het jodendom van de late oudheid en de middeleeuwen.

Het ontstaan van de huidige joodse jaartelling

Het oudste en belangrijkste rabbijnse geschrift, waarin we een jaartelling vanaf het begin van de schepping tegenkomen, is de Seder Olam (De Orde van de Wereld). Dit geschrift werd volgens de Talmoed samengesteld door Jose Ben Chalafta in de 2e eeuw CJ. De auteur van dit werk was kennelijk de eerste die een jaartelling anno mundi ook werkelijk als jaartelling gebruikte. Zijn chronologie loopt van de schepping tot de tijd van Bar Kochba (ca. 135 CJ). Deze jaartelling in Seder Olam is gebaseerd op een interpretatie van bijbelse gegevens en rabbijnse tradities. Volgens deze laatste duurde de periode van de tweede tempel 420 jaren. De Seder Olam verdeelt deze periode in 34 jaren voor de Perzische heerschappij, 180 voor de Griekse overheersing, 103 jaren voor de Makkabee?n (of Hasmoneeën) en 103 jaren voor de Herodianen. Tellen we met deze aantallen terug van 70 CJ, dan zou de tweede tempel in 350 vCJ gereed zijn gekomen en niet in 516 vCJ. Met name de 34 jaren voor de Perzische tijd na de bouw van de tweede tempel leveren het grote verschil op met de chronologie van de moderne historici, die hiervoor 184 jaren berekenen.

Allerlei pogingen zijn gedaan deze verschillen te verklaren als onjuiste interpretaties van gegevens. Het is echter de vraag of men daarmee een dergelijke jaartelling recht doet. Tenslotte ging het de oude rabbijnen niet om geschiedschrijving in de moderne wetenschappelijke zin van het woord. Eerder moet men een dergelijke jaartelling interpreteren als een weergave van een bepaalde godsdienstige visie op de werkelijkheid. Het gaat de auteur erom Gods bemoeienis met de werkelijkheid duidelijk te maken als een drijvende kracht met een rythmische werking van opbouw, afbraak en wederopbouw. Vandaar dat perioden vaak de uitkomst van speciale vermenigvuldigingen zijn (420 = 6 x 70) of even lang zijn als andere, aanverwante perioden (103 jaren Makkabee?n en 103 jaren Herodianen). Parallellisme en symmetrie zijn rabbijnse middelen om historische gegevens zo te ordenen, dat zij een bepaalde visie op de werkelijkheid tot uitdrukking brengen.

Haar definitieve vorm heeft de joodse jaartelling gekregen in de loop van de middeleeuwen. In de 9e eeuw CJ werd zij steeds populairder onder de joden. Verschillende rabbijnse berekeningen lieten deze jaartelling beginnen in de herfst van een van de jaren 3762 tot 3758 vCJ. Vanaf de 12e eeuw echter werd het een algemeen aanvaarde traditie, dat de schepping van de wereld is begonnen op 7 oktober (1 tisjri) 3761 vCJ. Deze chronologie is gebaseerd op tijdsaanduidingen in Tenach en op berekeningen die worden gevonden in de vroege na-bijbelse joodse literatuur.

De waarde van de joodse jaartelling

Levend met een wetenschappelijk wereldbeeld kan men zich afvragen, wat de waarde van de joodse jaartelling is voor de moderne mens, die immers gewend is over de ouderdom van de wereld en het heelal eerder te denken in miljoenen dan in duizenden jaren. Men moet de joodse jaartelling echter niet opvatten als een technisch-wetenschappelijk instrument, waarmee men de historie in kaart kan brengen. De waarde van deze jaartelling anno mundi ligt niet zo zeer in het verleden dan wel in het heden. De joodse jaartelling is een manier om heel concreet de wereld waarin wij leven, te verbinden met de eerste kolommen van de Tora, die leven geeft aan degenen die haar doen, in deze wereld en in de komende wereld (Pirké Avot 6:7).

Gebruikte literatuur

Encyclopaedia Judaica, Deel 16, 4e druk, Jeruzalem, 1978, onder: Supplementary Entries, Chronology

Dit artikel is eerder verschenen in: Judaica Bulletin 2 nr. 4, oktober 1988. Tevens is het gepubliceerd op de website van de Stichting Judaica Zwolle.
This is the website of Peter van 't Riet