Van 't Riet verdedigt echter een veel ruimere opvatting: het gaat niet zozeer om de methode maar om het doel van die geschriften, nl. "het opsporen van de samenhang van het leven en de Leer". Het actuele leven inrichten is het doel van midrasj en dat gebeurt aan de hand van voorschriften (halaka) en verhalen (aggada) waarin de leer uit het Oude Testament met het oog op nieuwe situaties wordt geactualiseerd. Als men die definitie hanteert vallen ook de evangelies onder midrasj, aldus van 't Riet. Eens hij dat allemaal meent te hebben aangetoond, werkt hij voorbeelden uit van hoe Matteüs en Lukas bepaalde midrasj-achtige verhalen hebben ontworpen waarin oudtestamentische teksten en verhalen zijn verweven: zo wordt Johannes als de nieuwe Elia geportretteerd, Jezus als de nieuwe Mozes (bij Matteüs) of de nieuwe Jozua (bij Lukas) enz.
De studie van Van 't Riet is zeker interessant en hij toont ongetwijfeld aan dat de evangelies midrasj-kenmerken hebben, maar zeggen dat ze midrasj zijn is toch nog heel wat anders. Daarvoor is zijn definitie te vaag - men kan dan evengoed alle joodse en christelijke literatuur midrasj noemen (inclusief het hier besproken boek) - en bovendien doet het geen recht aan het specifieke van de evangelies: het zijn geloofsgetuigenissen gebaseerd op bronnen én interpretatie.