Artikelen - Filosofie

Onderwijs verdient een beter debat - Peter van 't Riet - 2006

De bijdrage van Mei Li Vos en Martin Pikaart van het Alternatief voor Vakbond aan TROUW Podium van 22 december 2006 is typerend voor de wijze waarop het debat over de "Nieuwe Schoolstrijd" (ook al zo'n uit zijn historisch verband gerukte term) langzamerhand begint te verlopen.

Vos en Pikaart gebruiken het onderwijs alleen maar voor hun persoonlijke strijd tegen de oude vakbonden. Met een serieus onderwijsdebat heeft dit niets te maken. Zonder enige ervaring als docent in het voortgezet of hoger beroepsonderwijs kopiëren zij wat ons heden ten dage vanuit de universitaire wereld aan simpele verklaringen voor het "onderwijsprobleem" wordt opgedist. Het beeld is dat kwaadaardige managers zonder verstand van onderwijs gemarginaliseerde docenten overwoekeren met bureaucratie waardoor zij aan lesgeven niet meer toekomen. Opmerkelijk is de onevenredige bijdrage van universitaire docenten aan dit debat, terwijl het juist deze academici zijn die het minste last hebben van hun managers al was het alleen maar omdat zij zich weinig beperkingen door hun leidinggevenden laten opleggen. Dat de wereld van het hedendaagse onderwijs ingewikkelder in elkaar zit en zich niet zomaar vanuit binaire tegenstellingen laat verklaren, is iets dat Vos en Pikaart nog eens zouden moeten overdenken.

Met bovenstaande wil ik niet zeggen dat het hedendaagse onderwijs geen problemen kent. Die zijn er volop. Maar het debat over het ontstaan van die problemen zou genuanceerder kunnen plaatsvinden. Het romantische idee dat vroeger alles beter was en sinds eind jaren zestig het steeds verder bergafwaarts gaat, is wel erg kort door de bocht.

De problemen waar het onderwijs mee worstelt en de oorzaken van die problemen zijn zeer divers. Zonder volledigheid na te streven (hoe zou dat kunnen in zo'n complexe materie) wil ik enkele zaken noemen die in het debat onderbelicht blijven. In de eerste plaats is er de maatschappelijke ontwikkeling in de afgelopen decennia. Die ging van kleinschalige sociale verbanden waarin het leven grotendeels overzichtelijk geordend was in zuilen, naar grootschalige sociale conglomeraten waarin individuen per levensterrein met verschillende diffuse netwerken te maken hebben. Voor het onderwijs betekent dit dat een "opleiding voor een beroep voor het leven" heeft plaats gemaakt voor "onderwijs ten behoeve van rijkgeschakeerde loopbanen waarin allerlei beroepen elkaar opvolgen". Het onderwijs leidt vandaag op voor een zeer bewegelijke arbeidsmarkt. Kleinschalige onderwijsinstellingen met weinig management kunnen daar niet op anticiperen en zijn dus geen optie meer.

In de tweede plaats wijs ik erop dat de meeste managers in het onderwijs voortkomen uit datzelfde onderwijs. Zij hebben vaak jaren lang voor de klas gestaan, zijn via coördinatietaken omhooggeklommen tot leidinggevende functies. Suggereren dat het onderwijs zit opgescheept met managers die het onderwijs niet kennen, is alleen al daarom misleidend. Tegelijk doet zich hier wel een ander probleem voor. Men kan zich afvragen of veel van deze uit het onderwijs omhooggekomen managers wel zulke goede managers zijn. Juist omdat zij zo met de onderwijscultuur en met bepaalde vormen van onderwijsorganisatie verbonden zijn, kunnen zij niet altijd de juiste distantie opbrengen die nodig is om een onderwijsorganisatie adequaat aan te sturen in een veranderende maatschappelijke omgeving. Het gevolg is nogal eens een weinig productief compromis van oude gewoonten in nieuwe organisatievormen. Zelfs als met elan tot een organisatieverandering is besloten, gaat de implementatie ervan vaak lijden aan besluiteloosheid op uitvoerend gebied. Ik ben er van overtuigd dat veel frustraties van docenten niet voortkomen uit te veel management (hoewel ook dat zich kan voordoen), maar uit kwalitatief matig tot slecht management. Onderwijsmanagers lopen hun docenten vaak voor de voeten, omdat zijzelf niet loskomen van hun voormalige docentenrol. Het onderwijs zou veel meer moeten investeren in de kwaliteit van het management.

Nog een derde en laatste punt. Ook de universiteiten hebben in deze discussie boter op hun hoofd. De verbindingen tussen universitaire opleidingen en het voortgezet onderwijs waren vroeger intensiever dan vandaag. Docenten in het voortgezet onderwijs werkten vaak parttime aan een universiteit of waren met promotieonderzoek bezig. Kom daar nu nog eens om! Mij komt het voor dat de universiteiten hun belangstelling en verantwoordelijkheidsgevoel op dit gebied al sinds de jaren zeventig zijn kwijtgeraakt. De eerstegraads lerarenopleidingen zijn sindsdien qua studentenaantallen verschrompeld. Zij zijn onder invloed van de studieduurverkorting uit de gewone opleidingen verbannen naar postdoctorale opleidingstrajecten. Wat bedoeld was als professionalisering voor het leraarschap, kreeg daarmee een geur van "onderwijs is geen serieuze beroepsoptie voor academici". Wil men echt iets doen aan het probleem van de wetenschappelijke leegloop van het voortgezet onderwijs, dan moet men de brug weer slaan tussen het universitaire en voortgezet onderwijs.

Mijn stelling is: wie een bijdrage wil leveren aan de verbetering van het onderwijs zal dieper moeten graven dan Vos en Pikaart c.s. in hun bijdragen hebben gedaan. Het onderwijs verdient een beter debat!

Dit artikel werd in december 2006 gepubliceerd op de website van Peter van 't Riet.
This is the website of Peter van 't Riet