Vraag&Antwoord

Besnijdenis (4) - Peter van 't Riet - 2017
Gaat het in de brieven van Paulus wel om de lichamelijke besnijdenis?

Vraag : In uw bijdrage over de besnijdenis van Jezus op de site www.jdschr-dialoog.nl stelt u dat Paulus zich zeer kritisch heeft uitgelaten over de besnijdenis (1 Korinthiërs 7:17v; Galaten 5:2v; 6:13v; Filippenzen 3:2v; Romeinen 2:25v; 4:9-12). Ik vraag mij echter af of deze teksten letterlijk over de lichamelijke besnijdenis gaan. In 1 Korinthiërs 7:7 e.v. lezen we: “Is iemand als besnedene geroepen, dan moet hij die besnijdenis niet ongedaan laten maken. Is iemand geroepen die onbesneden is, dan moet hij zich niet laten besnijden. Besneden zijn is niets en onbesneden zijn is niets, maar het in acht nemen van de geboden van God. Laat ieder blijven in de roeping waarin hij geroepen is.” 
1) Bent u van mening dat Paulus het hier letterlijk over de lichamelijke besnijdenis heeft?
2) Zo ja, hoe moet 1 Korinthiërs 7:17-20 dan geïnterpreteerd worden zonder in een contradictie te vervallen? De besnijdenis is dan immers een “gebod van God” dat in acht genomen moet worden?
3) Hoe staat u tegenover de interpretatie: “Of men Jood of niet-Jood is betekent niets (in de Messias), maar het houden van Gods geboden is voor beiden belangrijk”?

Antwoord : 1) Paulus heeft het in 1 Korinthiërs 7:17-20 wel degelijk over de lichamelijke besnijdenis. Dat blijkt uit zijn advies: "Is iemand als besnedene geroepen, dan moet hij die besnijdenis niet ongedaan laten maken." Het was onder hellenistische Joden in die tijd niet ongebruikelijk operaties te ondergaan om hun besnijdenis ongedaan te laten maken. Dan konden zij met de niet-Joden meedoen in de gymnasia waar naakt werd gesport, zonder zich te hoeven schamen voor het "mankement" aan hun lichaam. Als het Paulus niet om de lichamelijke besnijdenis te doen was geweest, had hij dit advies niet hoeven geven.

2) De zinsnede "A is niets en niet-A is niets, maar...", waarbij A een belangrijk Joodse principe vertegenwoordigt, is een gedachte die je niet zult tegenkomen in het Hebreeuws-Aramese Jodendom van die tijd, dat wil zeggen bij Jezus en de Farizeeën, de voorlopers van de rabbijnen. Het is een idee dat ook strijdig is met de geest van de Tora, waarin al op de eerste pagina "(onder)scheiden" een belangrijke rol speelt: (onder)scheiden is een van de belangrijkste scheppingsprincipes (Genesis 1). Als alle (onder)scheiding wordt opgeheven, ontstaat er chaos. Paulus ontleent deze gedachte dan ook niet aan zijn Joodse leermeesters, maar aan de stoïsche filosofie van zijn tijd. De Stoa heeft grote invloed gehad op Paulus' ontwikkeling en ongetwijfeld ook op die van zijn lezers.

Nu moeten we wel bedenken: Paulus schreef zijn brieven aan niet-Joden. Velen van hen voelden zich aangetrokken om tot het Jodendom over te gaan incl. de besnijdenis. Paulus verbiedt dat min of meer. De manier waarop hij zijn niet-Joodse publiek daarvan met stoïsche opvattingen heeft proberen te overtuigen, maakt de indruk dat zijn standpunt ook voor Joden geldt, hoewel dat niet helemaal duidelijk is. In mijn opinie heeft Lukas dit probleem gezien en Paulus op dit punt gecorrigeerd door in de Handelingen een andere voorstelling van zaken te geven: De besnijdenis blijft van kracht voor Joden en is niet verboden voor niet-Joden die hem willen ondergaan. De Handelingen geeft daarmee wellicht niet de historische Paulus correct weer, maar dat was en is heel gebruikelijk in Joodse literatuur. Die is namelijk niet historisch-verslaggevend maar opiniërend. Zo zie je maar dat er al in de eerste messiaanse gemeente contradicties/tegenspraken bestonden.

3) Aansluitend bij Lukas-Handelingen en tégen Paulus zou ik willen zeggen: "Of men Jood of niet-Jood is, maakt een groot verschil (ook in een messiaanse gemeente) en het houden van Gods geboden zoals geformuleerd in de Tora is voor beiden belangrijk, hoewel voor niet-Joden niet alle geboden verplichtend zijn.”


This is the website of Peter van 't Riet