Vraag&Antwoord

Beeldspraak (1) - Peter van 't Riet - 2015
Welke beeldspraak zit er in het beeld van de weduwe in Lukas 18:1-8?

Vraag : Bij “Zoon des mensen (1)” geef je aan dat de “weduwe” in Lukas 18:1-8 beeldspraak is voor het verstrooide Israël, Israël in de verdrukking of Israël in de macht van een vreemde mogendheid. Waarop is die beeldspraak gebaseerd?

Antwoord : De weduwe is de hele Oudheid door een kwetsbare figuur geweest. Het eerste verhaal in de Tora laat dat al zien. Als Tamar tot twee keer toe weduwe is geworden van de oudste twee zonen van Juda, dan moet zij een list gebruiken om aan haar recht te komen (Genesis 38). Ook het eerste voorschrift in de Tora dat over de behandeling van weduwen gaat, brengt de weduwe in verband met verdrukking: “Geen enkele weduwe of wees zult gij verdrukken” (Exodus 20:22). Daaruit blijkt dat het verdrukken van weduwen in die dagen kennelijk iets was dat bestreden moest worden, omdat het veel voorkwam. De Tora bevat vervolgens veel voorschriften die de weduwe in bescherming nemen.

Het duidelijkste voor beeld van een weduwe in de verstrooiing is de weduwe van Sarfat waarheen Elia moest vluchten toen hij vervolgd werd door koning Achab (1 Koningen 17:7 e.v.). Zij is ongetwijfeld een Israëlitische geweest, maar leefde in de buurt van Sidon in het land van de Foeniciërs. Zij is arm, heeft weinig te eten en verliest op een dag zelfs haar zoon. Zij is een beeld voor de deplorabele toestand waarin Israël is terecht gekomen onder andere door het huwelijk van koning Achab met de Foenicische prinses Izebel die de Baäldienst naar Israël toebracht. Er is maar één weg om uit deze misère te komen: de weg van de profeten. Dat is de symboliek achter de opwekking van de gestorven zoon door de profeet Elia. De zoon wordt door de latere joodse traditie trouwens geïdentificeerd met de latere profeet Jona.

Een tweede, misschien nog wel duidelijker voorbeeld van een weduwe die het verdrukte Israël representeert, is Judith uit het gelijknamige apocriefe boek. In Judith 8:4-5 wordt ze uitdrukkelijk als ‘weduwe’ voorgesteld. Ook verder in het boek speelt dat motief nog enkele keren een belangrijke rol (9:4 en 9; 10:3; 16:7). Het verhaal gaat weliswaar over de strijd tegen Holofernes, de opperbevelhebber van het leger van Nebukadnessar, de koning van Ninevé en Assyrië (wat historisch helemaal niet klopt), maar in werkelijkheid zit daar de strijd van de joden in het land Israël tegen de Syrisch-Griekse koningen uit het huis van de Seleuciden (eerste helft 2e eeuw vCJ) onder. Het was de tijd van de Makkebeeën. De weduwe Judith (lees Israël) bevrijdt zich (haar volk) van de onderdrukkende bezetter.

Uit diezelfde tijd stamt het verhaal in 2 Makkabeeën 7 over de zeven zoons van een weduwe die worden doodgemarteld door de Seleucidische koning Antiochus van Syrië. Zij weigeren standvastig het bevel van de koning op te volgen om de voorschriften van de Tora te overtreden. Aangemoedigd door hun moeder ondergaan zij onverschrokken hun vreselijke lot. Ook nu gaat het niet (alleen) om de lotgevallen van één vrouw en haar gezin. Zij staat symbool voor heel Israël dat vervolgd wordt door een brute buitenlandse mogendheid.

Zie hier het beeld van de weduwe in de vroeg joodse traditie die aan de tijd van Jezus voorafging.


This is the website of Peter van 't Riet