Vraag&Antwoord

Worden als een kind? (1) - Peter van 't Riet - 2015
In Matteüs 18:1-6 stelt Jezus zijn discipelen een kind als voorbeeld. Wat is daar de joodse achtergrond van?

Vraag : Hoe kan het verhaal in Matteüs 18:1-6 worden uitgelegd vanuit het jodendom van de 1e eeuw CJ? Wat bedoelt Jezus nu precies als hij spreekt over het "worden als een kind" (als dat tenminste een accurate vertaling is)?

Antwoord : Ik zal het verhaal tekst voor tekst langs lopen in een eigen vertaling die het origineel zo goed mogelijk weergeeft.

18:1 Op dat uur kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: "Wie is echt groter in het koninkrijk van de hemel?"
Commentaar : Het koninkrijk van de hemel bestaat uit alle mensen die het koningschap van de God van Israël op zich nemen met de Tora als "grondwet" of als ethisch-moreel beginselprogramma. De vraag waar de discipelen mee zitten, is of er in dat koninkrijk ook "rangen en standen" zijn en zo ja op welke grond die bepaald worden. Het ligt niet voor de hand dat zij gedacht hebben aan rangen en standen in termen van macht of rijkdom. Wel in termen van geleerdheid en wijsheid. Het gaat immers vooral om Tora-uitleg, Tora-onderwijs en Tora-toepassing, waar Jezus voortdurend mee bezig is. De vraag is dus eigenlijk: Wie heeft een groter leergezag dan de anderen en hoe kun je dat vaststellen? Vooral in de decennia na Jezus' dood was dat geen onbelangrijke vraag. Zijn volgelingen zwalkten immers allerlei kanten op. Denk alleen maar eens aan de verschillen tussen de evangeliën onderling en aan het grote verschil tussen de evangeliën enerzijds en de brieven van Paulus anderzijds. De vraag aan Jezus is dus als het ware in retrospectief: "Op grond waarvan kunnen we bepalen wie van je latere leerlingen het bij het rechte eind heeft?"

18:2 En Hij riep een schoolkind en plaatste hem in hun midden.
Commentaar : De gangbare vertalingen hebben hier "een kind". Dat suggereert dat Jezus in dit verhaal een pleidooi houdt voor kinderlijke onbevangenheid of zelfs onwetendheid. Maar het Griekse 'paidion' (van 'paideuoo' = 'opvoeden', 'onderwijzen', 'opleiden') heeft als kern: 'Iemand die opgevoed en onderwezen wordt.' Bij vers 1 zagen we dat het in dit verhaal inderdaad gaat om kwesties van leren en onderwijzen: wie heeft het grootste leergezag? Daarom kunnen we hier beter vertalen met 'schoolkind' of 'leerjongen' (meisjes gingen in die tijd niet naar school).

18:3 En hij zei: "Vertrouw erop, zeg ik jullie, wanneer jullie [je gezindheid] niet verandert en wordt als de schoolkinderen, dan zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan."
Commentaar : Door een schoolkind als voorbeeld te stellen, zegt Jezus: "Niemand mag zich als een superleraar boven de anderen stellen en hun de wet voorschrijven. Ook als leraar moet je steeds bereid blijven te leren en bij je leerlingen een kritische en lerende houding stimuleren." Jezus' standpunt is gelijk aan het Farizees-rabbijnse standpunt in deze: "Veel heb ik geleerd van mijn leraren, meer nog van mijn studiegenoten, maar het meeste van mijn leerlingen" (Babylonische Talmoed, Tractaat Ta'aniet 7a).

18:4 "Wie echter zichzelf zo gering zal achten als dit schoolkind, die is de grotere in het koninkrijk van de hemel."
Commentaar : Met andere woorden: "Iedereen in het koninkrijk van de hemel moet de houding van een schoolkind hebben en willen leren. Niemand is volleerd. Niemand kan zich te hoog achten om niet van een ander te willen leren, ook als die ander minder geleerd is." Dit verhaal sluit aan bij de openingszin van de Bergrede (ook bij Matteüs!): "Zalig zijn de armen van geest." Dat wil zeggen: "Zalig zijn de minder geleerden." Het gaat immers niet om het bereikte leerresultaat, maar om de bereidheid om te blijven leren.

18:5 "En ieder, die zo'n schoolkind ontvangt op naam van mij, die ontvangt [ook] mij."
Commentaar : Ieder die de lerende houding van een schoolkind blijft aannemen als het om het Tora-onderricht van Jezus gaat, die zet diens leer en levenshouding voort, ook na Jezus' dood.

18:6 "Maar wie in een valstrik lokt één van deze kleinen die op mij vertrouwen, het zou beter voor hem zijn geweest als de molensteen van een ezel om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte van de zee."
Commentaar : "In een valstrik lokken" kan in de voorgaande context twee betekenissen hebben:
1) Iemand tot geloofsafval brengen door op hem of haar neer te kijken (zie ook vers 10 "verachten"). De hier bedoelde "kleinen" zijn namelijk niet de vriendjes van het schoolkind uit vers 2, maar Jezus' eigen, minder geleerde volgelingen. De arrogantie van geleerden, ook van Tora-geleerden, kan minder geleerde medegelovigen gemakkelijk van de Tora vervreemden.
2) Anderen kritiekloos voor je geloofsopvattingen winnen en hen voorschrijven wat en hoe zij moeten geloven. In het jodendom daarentegen dient een leraar in elk mens een lerend wezen te zien. Leraren worden geacht zichzelf overbodig te maken door leerlingen en cursisten te leren zelfstandig na te denken. Elke leerling moet zich kunnen "bevrijden uit de strik van zijn leraren".
Het heftige beeld van de molensteen en de diepte van de zee is vervolgens niet bedoeld als een soort "jihadistische" straf voor degenen die zich niet aan Jezus' regels houden. Het is een metafoor voor de gedachte: "Je kunt beter niet leven dan anderen tot het kwade brengen". Een ezel die de hele dag een molensteen rondtrekt, leidt immers een doods bestaan, maar doet ook niemand kwaad. En de zee is in Bijbelverhalen vaak een beeld voor het dodenrijk, dat wil zeggen "leven buiten het koninkrijk van de hemel".

De verzen 7-9 lijken me een later invoegsel. Vers 10 kan weer heel goed bij het oorspronkelijke verhaal hebben behoord.

18:10 Ziet toe, dat jullie niet één van deze kleinen veracht, want Ik zeg jullie, dat hun engelen in de hemel altijd het aangezicht zien van mijn Vader, die in de hemel is.
Commentaar : Het neerkijken op minder geleerde medemensen komt veel voor in kringen van studerenden en geleerden. Jezus waarschuwt zijn discipelen daarvoor. Ieder die deelneemt aan het koninkrijk van de hemel, hoe weinig geleerd ook, heeft immers een "engel in de hemel". In plaats van 'engel' kun je vertalen met 'bode' of 'boodschapper'. Het is een metafoor voor de "uitstraling", het "signaal", de "boodschap", die van eenvoudige gelovigen uitgaat en die minstens zo veel kan bijdragen aan het zichtbaar maken van God in de wereld als het werk van Tora-studenten en Tora-geleerden dat kan doen.


This is the website of Peter van 't Riet