Artikelen - Bijbel

De Bijbel maakt ook een andere verzoeningsleer mogelijk - Peter van 't Riet - 1997

Zojuist teruggekeerd van een vakantie in de stad van Franciscus treft mij de discussie in Trouw over het 'verzoeningswerk' van Den Heyer. Nog ben ik onder de indruk van de wijze waarop de Katholieke Kerk de oorspronkelijke intenties van Franciscus in hun tegendeel heeft weten om te keren: in plaats van in armoede ligt Franciscus in Assisi opgebaard in een geweldige rijkdom. Een grotere tegenstelling tussen zijn leven en de wijze waarop hij na zijn dood werd vereerd, is niet denkbaar. En bij het lezen van de Podium-bijdragen van de laatste weken over de verzoeningskwestie bekruipt me datzelfde gevoel dat het oorspronkelijke begrip 'verzoening' in de theologie een grote omkering heeft ondergaan.

Want hoe komt men toch bij een verzoeningsleer waarin Jezus Christus 'over het ravijn van onze Godsvervreemding de enige ophaalbrug is die God heeft neergelaten' (Van den Berg, Trouw, 26 juli)? Maakt het boek van Den Heyer dan niet voldoende duidelijk dat de theologie van het alverzoenend lijden en sterven slechts een dun lijntje naar de Schrift heeft? Deze theologie is meer gebaseerd op een niet-bijbels Gods- en mensbeeld, dat door het Oude Testament en het jodendom al eeuwen vóór Jezus was overwonnen, dan op bijbelse gegevens. Niet het 'ravijn' tussen God en mens, de voor mensen onoverbrugbare kloof tussen hemel en aarde als gevolg van de menselijke zonde, maar het beelddragerschap en het partnerschap tussen God en mens zijn karakteristiek voor het Gods- en mensbeeld van de Hebreeuwse Bijbel, zo ook voor het Nieuwe Testament. En daarin past geen onvoorwaardelijke goddelijke vergelding die los staat van het gedrag van individuele mensen. Wel is daarin sprake van procedures en regels om de geschonden relatie te herstellen, waarbij straffen geen wraak zijn, maar een middel voor de overtreder om zijn schuld uit te boeten.

Verzoening in bijbelse zin is dan ook het eindstadium van een lang en soms ingewikkeld proces van relatieherstel. Het bijbelse woord `verzoening' komt van een Hebreeuws werkwoord dat 'bedekken' of 'uitwissen' betekent. Het wordt vooral gebruikt in de intensieve werkwoordsvorm, hetgeen betekent dat de verstoring van de relatie na de verzoening voorgoed is uitgewist en de relatie weer is als van ouds. Dit proces van relatieherstel is noodzakelijk (als men tenminste niet in onvrede wil blijven leven), nadat door een van beide partijen de relatie is verstoord, omdat niet gehandeld werd volgens de geldende regels. In bijbelse zin geldt dit zowel voor de relatie tussen God en mens, als voor de relaties tussen mensen onderling (zie bijv. het verhaal over Jakob en Ezau in Genesis 32).

Relatieherstel kan nu uit verschillende fasen bestaan, zoals het komen tot het inzicht te hebben tekortgeschoten (zondebesef), erkenning van verantwoordelijk-heid, schuldbelijdenis, bekering (gedragsverandering), boetedoening, verzoek om vergeving, kwijtschelding van schuld, en tot slot kan dan de verzoening volgen als volledig herstel van de relatie. In dit proces kunnen bemiddelaars zoals priesters een belangrijke rol spelen, maar het is uiteindelijk de overtredende partij zelf die de gang naar de verzoening moet maken. Wie vergeeft en 'verzoent' zonder de omkering en spijtbetuiging van de overtreder af te wachten, miskent daarmee de verantwoordelijkheid van de zondaar en ontneemt hem zo doende het meest wezenlijke van zijn menszijn. Men krijgt namelijk geen verzoening, maar men doet of maakt haar voor zichzelf of namens anderen (zie bijv. Leviticus 16:17).

Zonde (tekortschieten of zich misdragen tegenover God of de medemens) is een kenmerk van menselijk handelen in relaties. Het is geen kenmerk van de menselijke existentie. Erfzonde kent de Bijbel niet (dat is een begrip dat werd ingevoerd door kerkvaders zoals Augustinus). Door zonde kunnen daarom relaties herhaaldelijk verstoord worden, zodat de gang naar de verzoening met regelmaat gemaakt moeten worden. In de Tora staan veel regels hoe te handelen in geval van zonde tegenover God. In deze regels speelt de offerdienst een belangrijke rol. Daarbij moeten we bedenken dat een van de belangrijkste woorden voor 'offeren' in het Hebreeuws niet 'geven' (van een offergave) betekent, maar 'naderen' (tot God). Het accent in de bijbelse offerdienst ligt dus niet op het offerdier en diens dood, maar op de bereidheid en het gedrag van de offeraar. De offergave is slechts de concrete uitdrukking van de wens om de relatie met God te herstellen.

De offerdienst heeft nu twee functies gehad. Enerzijds gaf het offeren de mens een concrete mogelijkheid om aan het relatieherstel te werken. Daardoor hoefde hij niet met een gevoel van machteloosheid en onvergeven schuld te blijven zitten. Anderzijds maakte de offerdienst de gang naar de verzoening tot een beheersbaar proces. Men hoefde er niet het hele jaar mee bezig te zijn (er is bijvoorbeeld maar één keer per jaar een Grote Verzoendag).

In de tijd dat het Nieuwe Testament ontstond, waren er nu twee problemen met deze belangrijke rol van de offerdienst in het verzoeningsproces. In de eerste plaats waren de niet-joodse aanhangers van Jezus buitengesloten van de tempeldienst. Met uitzondering van de Noachidische voorschriften golden de regels van de Tora nu eenmaal niet voor hen, en aan de offerdienst konden zij niet deelnemen. Hoe moesten zij zich met God verzoenen bij hun bekering of als zij gezondigd hadden? Dit was vooral voor Paulus, de 'apostel der volkeren' een probleem dat opgelost moest worden. In de tweede plaats werd in 70 na Chr. de tempel in Jeruzalem door de Romeinen verwoest, waarna ook de joodse aanhangers van Jezus niet langer de gang naar het altaar konden maken (uit de Handelingen der Apostelen weten we dat zij dat tot die tijd gewoon zijn blijven doen).

Voor beide problemen lag er echter in het toenmalige Jodendom een oplossing klaar, die ook door de rabbijnen, de geestelijke erfgenamen van de Farizeeën, werd gekozen. Aansluitend bij profeten zoals Hosea stelden zij dat het praktizeren van barmhartigheid en gerechtigheid een minstens zo effectief middel tot verzoening met God is dan het brengen van offers. Aansluitend bij de profeet Jesaja is deze opvatting in sommige verhalen gegoten in de vorm van een lijdende en stervende martelaar die door zijn rechtvaardige en Tora-getrouwe levenswijze een lichtend voorbeeld voor zijn volk werd. Dit is het geval in de midrasjiem over het offer (eigenlijk: de binding) van Izaäk (zie bijv. Poorthuis, Trouw, 8 juli 1997). Dit is ook heel sterk het geval bij Jezus in het vierde evangelie (bij de andere evangelisten speelt het thema van de offerdienst nauwelijks een rol). Het bloed (d.i. het leven) van de martelaar is dan niet een door God opgeëiste genoegdoening voor alle zonden van het volk, de wereld of de mensen, maar een middel hen tot inkeer te doen komen, waarna ook zij de weg der rechtvaardigheid kunnen gaan om zich zo met God te verzoenen.

Het is goed dat Den Heyer heeft laten zien dat de traditionele kerkelijke verzoeningsleer niet linea recta uit de Bijbel is af te leiden. Niet-bijbelse theologische uitgangspunten, zoals die van een voor mensen onoverbrugbare kloof tussen God en mens, zonde als erfelijke staat van de menselijke existentie, een genoegdoening eisende God en andere opvattingen waarvoor de basis werd gelegd in de tijd van de kerkvaders, hebben in hoge mate de christelijke verzoeningsleer beïnvloed. Veel mensen kunnen bijna niet geloven dat de bijbel er een volstrekt ander verzoeningsbegrip op na houdt dan de kerk later verkondigde. Maar evenals de leer en de levensstijl van Franciscus van Assisi na zijn dood in hun tegendeel werden verkeerd in de buitensporig rijke verering die hem ten deel viel, zo ook is het bijbelse begrip 'verzoening' in de na-bijbelse theologie in haar tegendeel verkeerd. Maar de Bijbel maakt ook een andere verzoeningsleer mogelijk, die dichter bij Jezus en zijn eerste volgelingen staat. De 92 predikanten van het Confessioneel Gereformeerd Beraad zouden er beter aan doen met mensen zoals Den Heyer in discussie te gaan over de niet-bijbelse uitgangspunten van de kerkelijke leer, dan zijn ontslag te eisen en een nieuwe inspiratie door de Schrift bij voorbaat onmogelijk te maken.

Artikel van 10 augustus 1997 gepubliceerd op deze website.
This is the website of Peter van 't Riet