Artikelen - Tenach

Jona, van ziener tot profeet - Peter van 't Riet - 1997
Het boek Jona als midrasj op de Elia-verhalen [1]

Op het eerste gezicht maakt het boek Jona een nogal onsamenhangende indruk. Vergelijken we de motieven van de afzonderlijke hoofdstukken, dan is het niet duidelijk wat zij met elkaar te maken hebben: de storm op zee, de psalm in de buik van een vis, de ommezwaai van Ninevé en de schermutselingen daarna tussen Jona en God, het zijn beelden die als los zand aan elkaar lijken te hangen. Ook als we de details van het verhaal bekijken, komen we veel merkwaardigheden tegen. Het lijkt erop dat de schrijver niet al te nauwkeurig met zijn materiaal is omgegaan. Veel commentatoren hebben daarom getwijfeld aan de literaire eenheid van het boek Jona. In dit artikel ga ik er echter vanuit dat het boek Jona een doordacht verhaal is, en dat de eigenaardigheden verklaarbaar zijn door aan te nemen dat het boek een bepaalde vorm van midrasj-literatuur is.[2]

Het boek Jona als verhalende midrasj [3]
Onder verhalende midrasj versta ik al die literatuur uit het oude jodendom die bepaalde thema's uit de traditie door middel van een nieuw verhaal actualiseert in aansluiting bij Tora, profeten en geschriften.[4] Een midrasj verhaal heeft in de eerste plaats een didactische functie. Het is bedoeld om met woorden, thema's en beelden uit de Schrift licht te werpen op eigentijdse problemen in de geloofsgemeenschap van de schrijver. Voor de aansluiting tussen Tenach en midrasj worden verschillende literaire middelen gehanteerd, zoals het gebruik van dezelfde woorden en uitdrukkingen, letterlijke of bijna letterlijke citaten, het gebruik van verwante beelden en thema's, de identificatie van personen, de keuze van een persoon uit Tenach als hoofdpersoon, etc. In een midrasj verhaal wordt geen historie geschreven in de letterlijke zin van het woord, maar de historie wordt getransformeerd tot "bijbelse geschiedenis". Zo is het onbelangrijk of Jona in historisch opzicht al of niet in Ninevé is geweest. In theologisch opzicht is hij er wel degelijk geweest, of liever: gaat hij er steeds weer heen als het boek op Grote Verzoendag in de synagoge gelezen wordt. Het gaat er om, welke boodschap er schuilt in Jona's opdracht om naar Ninevé te gaan, in zijn aanvankelijke weigering en in zijn latere recalcitrantie. Die boodschap bepaalt het didactische karakter van het boek. Een midrasj verhaal is dus geschreven om een bepaalde kijk op de wereld te onderwijzen en om de lezers te helpen een antwoord te vinden op actuele vragen. Als het verhaal zich daarbij opstelt tegenover andere opvattingen, is het ook polemisch van aard en een bijdrage aan een voortgaande discussie.

Een essentieel kenmerk van midrasj verhalen is, dat abstracte zaken worden aangeduid met behulp van concrete beelden. Een moeilijkheid voor moderne bijbellezers is dat zij meestal niet zijn opgegroeid met de Hebreeuwse beeldtaal. We moeten daarom de betekenis van het Jona-verhaal zien te achterhalen uit andere verhalen in Tenach. Maar ook de latere rabbijnse literatuur kan helpen bepaalde betekenissen terug te vinden, omdat deze literatuur in haar ontwikkeling rechtstreeks uit het gedachtengoed van Tenach voortkomt. In de volgende paragrafen zal ik laten zien hoe het boek Jona als midrasj aansluit bij de boeken van de vroege profeten - vooral bij de Elia-verhalen - en welke thematiek daarmee geactualiseerd wordt.

Jona en de Elia verhalen
De duidelijkste verbindingslijn tussen Jona en de Koningen boeken wordt gevormd door de omschrijving van Jona als 'zoon van Amitai' (Jona 1:1). Deze Jona figuur is ontleend aan 2 Koningen 14. Jona was een profeet ten tijde van koning Jerobeam II (787-747) van het noordrijk Israël. Jerobeam was de vierde en voorlaatste koning uit de dynastie van Jehu, die in opdracht van Elia en Elisja tot koning over Israël gezalfd was als opvolger van het huis van Achab (1 Koningen 19:16; 2 Koningen 9:1-3). Deze dynastie heeft bijna een eeuw over Israël geregeerd van Jehu (845 818) tot Zacharia (747/746). Jona voorzag de herovering door Jerobeam II van verloren gegane gebieden (2 Koningen 14:25). Nog eenmaal herkreeg Israël zijn oude grenzen. Jerobeams zoon Zacharia werd tijdens een opstand vermoord (2 Koningen 15). Vierentwintig jaar later werd het noordrijk Israël vernietigd door de Assyrische legerscharen.

Behalve 'Jona, zoon van Amitai' zijn er ook andere parallellen met de Koningen-boeken. Sommige commentatoren wijzen terecht op het grote aantal overeenkomsten tussen Jona en de verhalen over de profeet Elia (1 Koningen 17 - 2 Koningen 2), met name het verhaal over diens tocht naar Horeb (1 Koningen 19).[5] En inderdaad zijn er opvallende parallellen:

  • de roeping van Jona en Elia door Adonai is in het Hebreeuws eender geformuleerd (Jona 1:1; 3:1; 1 Koningen 17:2, 8; 21:17);
  • de woorden van Jona's gebed tot Adonai in Jona 4:3 en 8 zijn vrijwel geheel ontleend aan het gebed van Elia in 1 Koningen 19:4;
  • beiden vluchten naar een plaats waar zij zich neerleggen en inslapen (Jona 1:5; 1 Koningen 19:5);
  • bij beiden speelt de relatie tussen Israël en de volken een belangrijke rol (bij Elia o.a. Aram, 1 Koningen 19:15);
  • beide profeten krijgen een zending naar een vreemde hoofdstad: Jona naar Ninevé, Elia naar Damascus (1 Koningen 19:25);
  • in beide verhalenseries manifesteert God zich door middel van natuurver-schijnselen: bij Jona de grote wind, de grote vis, de Kiekajon, de worm, de oostenwind, en bij Elia de droogte, een grote wind, een aardbeving, een vuur, een zachte koelte (1 Koningen 17 en 19);
  • beide profeten beleven de crisis in hun relatie tot God in een context van hitte, zon, woestijn en branden (Jona 4; 1 Koningen 19);
  • na hun zelf verzorgde gebrekkige bescherming krijgen beide profeten van God een gedegener bescherming: bij Jona de Kiekajon na de loofhut, bij Elia de spelonk na de bremstruik (Jona 4:5 6; 1 Koningen 19:4-9);
  • beide profeten ontmoeten God bij het aanbreken van de dag (Jona 4:7 9; 1 Koningen 19:9).


Uit bovenstaande concluderen we, dat de schrijver van het boek Jona aansluiting heeft gezocht bij de verhalen over de profeet Elia. Dit is ook de rabbijnen opgevallen, want in de midrasjiem over Jona verbinden zij hem sterk met de profeten Elia en Elisja.[6]

Deze verbinding tussen Jona enerzijds en Elia en Elisja anderzijds berust niet alleen op de verwantschap tussen het boek Jona en de Elia verhalen. De boeken Koningen zelf geven er alle aanleiding toe. Na de dood van Elisja (2 Koningen 13) treedt er nog slechts één profeet op in het noordrijk Israël en dat is Jona. Hij is dus te beschouwen als de opvolger van Elisja. Na Jona zwijgt de profetie in het tienstammenrijk. De ene opstand volgt er op de andere, en koningen komen nog slechts door bloedvergieten op de troon (2 Koningen 15). Tenslotte wordt het noordrijk door de Assyriërs vernietigd (2 Koningen 17). Het is nu juist Assyrië waarin de stad Ninevé lag, waarheen Jona in het boek Jona gezonden wordt. Wat kan de schrijver ertoe bewogen hebben de profetische erfgenaam van Elia en Elisja te sturen naar een van de belangrijkste steden van het land dat Gods oordeel zou voltrekken over een Israël dat naar diezelfde profeten niet geluisterd had? Op die vraag zal ik in de volgende paragraaf en in het volgende artikel een antwoord zoeken.

Van ziener tot profeet [7]
Als we vragen naar de prediking van het boek Jona, dan kunnen we niet voorbijgaan aan de merkwaardige controverse tussen God en Jona, zoals die in Jona 4 tot een climax komt.  Wat is de achtergrond van dit meningsverschil tussen God en zijn profeet? Jona's onvoorwaardelijke ondergangsprofetie is niet in vervulling gegaan. Integendeel, Ninevé wordt niet 'omgekeerd', maar blijft 'om bekeerd' recht overeind staan. Dit tot ergernis van Jona, want hiermee is hij in zijn eigen ogen volgens het criterium van Deuteronomium 18:21-22 gedegra-deerd tot een valse profeet. Daar wordt immers gesteld dat een profeet wiens profetie niet in vervulling gaat, een valse profeet is die niet namens Adonai heeft gesproken. En dat terwijl Adonai alles gedaan heeft om Jona te dwingen aan zijn opdracht te voldoen. De halve kosmos, storm, zee en grote vis, heeft Hij er voor te hulp geroepen. Geen profeet kan er dus heiliger van overtuigd zijn namens Adonai te hebben gesproken dan juist Jona. Geen wonder dat het Jona liever is te sterven dan te leven. Hij ìs geen valse profeet, God heeft hem tot een valse profeet gemaakt! [8]

Dit geschil wordt nog merkwaardiger als we lezen dat Jona zelf zegt deze uitkomst te hebben voorzien. Niet om aan zijn opdracht te ontkomen is hij op de vlucht gegaan naar Tarsis, maar om de bekering van Ninevé te voorkomen (Jona 4:2-3). Hij had die bekering om zo te zeggen kunnen profeteren, maar in zijn onvoorwaardelijke prediking tegen Ninevé heeft hij dat niet gedaan. Zit hier niet de wrijving in het optreden van Jona? Aan de ene kant blijkt hij te weten van Gods genade en barmhartigheid, aan de andere kant rept hij daar met geen woord over in zijn prediking tot Ninevé. Ligt hier soms ook de sleutel tot het probleem waarom Jona tot de kleine profeten behoort, terwijl het boek nauwelijks profetie bevat? Gaat het hier niet om de aard van de profetie, om datgene wat profetie wezenlijk is, of zou moeten zijn?

In de vorige paragraaf zagen we dat de schrijver Jona 4 nauw heeft laten aansluiten bij de Elia verhalen. In de midrasjiem van de rabbijnen wordt Jona voorgesteld als een van de belangrijkste leerlingen van Elia. We moeten ons nu realiseren dat Elia tot de zogenaamde vroege profeten behoort. Deze vroege profeten onderscheiden zich van de latere profeten door de onvoorwaardelijkheid van hun profetieën. Tenach zelf geeft dit onderscheid soms aan door het woord 'ziener' (ro'eh) in plaats van 'profeet' (navie). In 1 Samuel 9:9 lezen we: 'Vroeger zei men in Israël, wanneer men God ging raadplegen: Komt, laten wij naar de ziener gaan. Want de profeet van tegenwoordig werd vroeger ziener genoemd.' Voor deze zieners geldt: gesproken is gesproken. Een vonnis is onvoorwaardelijk en onherroepelijk. Hoogstens wordt het vonnis verzacht, maar voltrokken wordt het.

Dat is bijvoorbeeld het geval bij Samuël. In 1 Samuel 15 krijgt Saul de opdracht om Amalek, de oervijand van Israël, uit te roeien. Amalek staat in Tenach voor de lafhartige mentaliteit die weerloze medemensen aanvalt om ze te vernietigen (Exodus 17:8-16). Saul verslaat Amalek inderdaad, maar gedraagt zich vervolgens als een Amalekiet door van het vee alleen het zwakke en ondeugdelijke met de ban te slaan en het sterkste en beste over te houden voor eigen gebruik. Samuëls reactie is onverbiddelijk: Sauls koningschap zal geen stand houden. En met alle berouw bereikt Saul alleen een kleine verzachting van de straf, doordat Samuël hem niet ten aanschouwen van het volk laat vallen.

Een vergelijkbaar geval is dat van Davids bestraffing door de profeet Nathan. Nadat David overspel heeft gepleegd met Bathséba, en haar man Uria in de oorlog heeft laten omkomen, komt de profeet Nathan David het oordeel aanzeggen (2 Samuel 11-12). Als David daarop onmiddellijk berouw toont, wordt de straf verzacht. Niet David zal sterven, maar de zoon die uit het overspel geboren wordt. Wat David verder ook doet om het leven van de jongen te redden: het oordeel wordt niet herroepen. Een zelfde situatie doet zich voor in 2 Samuël 24. Daar lezen we hoe David opdracht geeft het volk Israël te tellen voor militaire doeleinden. Het is nu juist de militaire kant van het koningschap, die indertijd Samuël met de grootst mogelijke bedenkingen tegen dit koningschap vervulde (1 Samuel 8:11-12). Het is kenmerkend voor David dat hij al wroeging heeft nog voordat er een profeet ten paleize verschijnt. De volgende morgen komt de profeet Gad. Uitdrukkelijk wordt hij aangekondigd als 'de ziener van David' (2 Samuel 24:11). De straf is onvermijdelijk. De enige verzachting is dat David de minst erge straf kan kiezen.

Deze onvoorwaardelijkheid kenmerkt ook het optreden van de profeet Elia. Koning Achab van Samaria heeft door de intriges van zijn echtgenote Izebel de wijngaard van Naboth in handen gekregen (1 Koningen 21). Elia zegt hem vervolgens het einde van zijn koningschap, zijn dynastie en zijn familie aan. Achab verzinkt in boete en rouw. Maar dat kan het vonnis niet te niet doen. Het wordt alleen verzacht: niet tijdens het leven van Achab, maar pas na zijn dood zal het vonnis worden voltrokken (1 Koningen 22; 2 Koningen 9 en 10).

Nu bestaat er een grote overeenkomst tussen de boodschap van deze vier zieners en de boodschap van Jona aan Ninevé: ze zijn alle vijf onvoorwaardelijk. De eerste vier gaan letterlijk in vervulling. Ook Jona spreekt als een ziener: onvoorwaardelijk (Jona 3:4), maar zijn profetie gaat niet in vervulling! De boete van Ninevé voorkomt de executie. De door Jona niet gestelde voorwaarde wordt door Ninevé vervuld. En dat is wat door de ziener Jona niet begrepen wordt. 'Jona heeft de boodschap die hij namens Adonai moest brengen, niet goed verstaan,' zegt de Talmoed. 'Jona verstond: een omkering als van Sodom en Gomorra. Maar Adonai bedoelde: een omkering van gezindheid'.[9] Een omkering dus zoals op Jom Kippoer, de Grote Verzoendag, de dag waarop het boek Jona in de synagoge gelezen wordt.

En daarmee staat de hoofdpersoon Jona niet alleen "chronologisch" (de tijd van Jerobeam II), maar ook "theologisch" (de tijd voorafgaand aan de profeet Jesaja) op de grens van zieners en profeten. Is het kenmerk van zieners hun onvoorwaardelijke prediking, het kenmerk van de profeten is juist de voorwaardelijkheid: 'Indien je je niet bekeert, dan volgt het onheil, maar als je je bekeert, dan volgt het heil.' [10] En dus is Jona een valse profeet: niet omdat zijn prediking niet in vervulling ging, maar - aldus de Talmoed - omdat hij zijn prediking "achtergehouden" heeft door tegenover Ninevé de naam van Adonai te verzwijgen en niet te reppen van Zijn genade en barmhartigheid, hoewel hij daarvan wist.[11]

In de middagdienst van Jom Kippoer wordt het verhaal van Jona gelezen, het verhaal van de man die door God zelf bekeerd moet worden van ziener tot profeet, van visionair oordeel tot profetische bewogenheid. Geen wonder dat dit verhaal staat te midden van de andere profeten. Als midrasj op de Elia-verhalen is het een sleutelverhaal tot het verstaan van de profetie.

Noten
1. Dit artikel is een samenvatting van de paragrafen 2.1, 3.3, 3.4 en 4.4 uit: Als een duif naar het land Assur, W.J. Barnard en P. van 't Riet, Kampen, 1988. Het is het eerste van een tweetal artikelen over het boek Jona, waarin het Jona-verhaal wordt beschouwd als een bepaalde vorm van midrasj-literatuur.
2. In Barnard & Van 't Riet, 1988, par. 2.4, 4.5 en 5.1 t/m 5.4 hebben we betoogd dat Jona 1, 3 en 4 als een midrasj om de Psalm van Jona heen kan zijn geschreven.
3. Naast de verhalende (agadische) midrasj is er ook nog de legislatieve (halachische) midrasj. Deze komt echter in het boek Jona niet voor.
4. In Lukas de Jood, W.J. Barnard & P. van 't Riet, Kampen, 1984, p. 40 e.v., is dit midrasj begrip uitvoerig behandeld. Hier geef ik er een beknopte samenvatting van. Zie voor de oorsprong van de midrasj in de boeken van Tenach ook: Hebreeuws Reveil, R. Boon, Kampen, 1983, p. 150-152.
5. Bijv. C.A. Keller, Le portrait d'un prophète, in: Theologische Zeitschrift 21, Basel, 1965, p. 329-340.
6. Zie voor voorbeelden: Barnard & Van 't Riet, 1988, p. 41.
7. De inhoud van deze paragraaf is deels een nadere uitwerking van: Transition from Seer to Prophet, Zalman Shazar, In: Dor le Dor VII, 1, 1978, p. 1-8.
8. Storytelling in the Bible, J. Licht, Jeruzalem, 1978, p. 121.
9. b San. 89b.
10. Zie ook: Hoe een rabbijn de Bijbel leest, J. Magonet, Baarn, 1992, p. 210.
11. bT San. 89a.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in: Interpretatie 5, nr. 6, september 1997, en in: Judaica Bulletin 11, nr. 1, oktober 1997.
This is the website of Peter van 't Riet