Artikelen - Jodendom

Vijf jaar Vrij Leerhuis voor Talmoed en Tora in Zwolse synagoge - Peter van 't Riet - 1991

In het najaar van 1986 ging in Zwolle het Vrije Leerhuis voor Talmoed en Tora van start. Het was een initiatief van de Werkgroep Judaica Zwolle, voorloper van de huidige Stichting Judaica Zwolle. Vooraf werd mondeling en schriftelijk overleg gepleegd met drs. W.H. (Willem) Zuidema uit Hilversum, judaist en toentertijd docent levensbeschouwelijke vorming aan de Christelijke Academie voor Expressie door Woord en Gebaar te Kampen. In eerdere contacten die ik met hem had, had hij te kennen gegeven in de regio Zwolle een dergelijk leerhuis te willen starten. In een van de stukken uit die voorbereidende maanden schrijft hij over de naam `Vrij Leerhuis voor Talmoed en Tora':

"De naam van het leerhuis is een toespeling op het Freie Jüdische Lehrhaus in Frankfurt waaraan de naam van Franz Rosenzweig verbonden is. Veel van wat deze daarin heeft willen vormgeven en bereiken, ligt ook in de doelstellingen van het Vrije Leerhuis voor Talmoed en Tora. Het wil onafhankelijk zijn van welke gevestigde belangen dan ook. Het maakt geen deel uit van een bepaald verband. Het woord 'vrij' wil daarnaast ook zeggen, "dat het leerhuis zonder examen of diploma toegankelijk is". Het staat open voor mensen die wel of niet aangesloten zijn bij een kerkgenootschap, of die zich aangetrokken voelen tot welke levensbeschouwing dan ook. Twee elementen constitueren het leerhuis: de mensen die willen leren en de leerstof, en deze is de overvloed van weten en traditie vanaf het begin van Israëls bestaan tot op de huidige dag. In termen van de joodse traditie: vanaf de gave van de Tora op Sinai tot heden. Het enige criterium is dat men wil leren en dat men de 'spelregels' voor het leren wil aanvaarden."

Wat die spelregels zijn, lees ik in een ander stuk uit die tijd. Willem Zuidema schreef het ten behoeve van het persbericht waarin de oprichting van het Vrije Leerhuis zou worden aangekondigd.

"Leren in het jodendom is geen vrijblijvende zaak. Het is een zich eigen maken van de vaardigheid om te gaan met het traditiemateriaal (Bijbel, Misjna, Talmoed, Midrasjiem en latere rabbijnse literatuur) vanuit de vraag hoe op basis van die traditie het leven vormgegeven moet worden. Vandaar dat een echt leerhuis een grote inzet van de mensen vraagt. Wie mee wil doen, engageert zich voor langere tijd, en neemt op zich de bijeenkomsten voor te bereiden door het doorwerken van een van tevoren afgesproken hoeveelheid literatuur (...). De bijeenkomsten hebben niet het karakter van lezingen die geconsumeerd worden, maar van gesprekken die de bedoeling hebben de bestudeerde stof te verwerken. De leden van zo'n 'leergroep' zijn ook verantwoordelijk voor elkaar en voor elkaars leren. Dat betekent aandacht voor elkaars vragen. Er zijn geen diploma's vereist om mee te doen. Ieder die kan lezen en bereid is zich in te spannen, kan op ieder willekeurig moment mee gaan doen. En tenslotte: vragen is bij deze wijze van leren belangrijker dan antwoorden. Er bestaan geen domme vragen en de beste vraag is die van iemand die ontdekt heeft, dat hij iets niet begrepen heeft."

Voor de zomer van 1986 werd naar een beperkt aantal plaatselijke en regionale dag-, week- en kerkbladen een persbericht gestuurd, waarin de oprichting van het Vrije Leerhuis werd aangekondigd. De response was boven verwachting. Er kon met een groep van 22 personen worden begonnen, terwijl er een vijftal personen op de reservelijst geplaatst werd. Naast enkele joden waren de meeste deelnemers van christelijke huize met een katholieke of protestantse achtergrond.

Het eerste seizoen 1986-1987
Op 8 september 1986 ging het Vrije Leerhuis van start. Omdat de synagoge op dat moment nog volop in restauratie was, vonden de bijeenkomsten plaats in de consistorie van de Doopsgezinde Kerk aan de Wolweverstraat. Eerst aan het eind van de cursus kon de bovenzaal van de synagoge worden betrokken, welke sindsdien het domicilie van het Vrije Leerhuis is gebleven.

In dat eerste jaar werd op 12 avonden het boek 'Gods Partner, Ontmoeting met het Jodendom' van Willem Zuidema besproken. Voor elke avond lazen de deelnemers een hoofdstuk. De bijeenkomsten werden begonnen met een rondje vragen en opmerkingen naar aanleiding van het boek. Daarna kwam er in de groep een discussie op gang, waarbij Willem Zuidema als begeleidend docent van tijd tot tijd meer informatie gaf, of door middel van vragen het gesprek verder hielp. In mijn aantekeningen lees ik als eerste vraag tijdens de eerste avond: `Waarom houden we ons eigenlijk met het jodendom bezig?' Vijf jaar na dato een nog altijd actuele vraag, waarop naar ik hoop meer antwoorden mogelijk zijn geworden dan op dat eerste ogenblik. Een korte bloemlezing van onderwerpen die dat eerste jaar ter sprake kwamen.

Het joodse denken
Het jodendom denkt niet consequent, maar wel gedisciplineerd. In het jodendom begint men met de voorschriften, daarna distilleert men er de principes uit.

Jodendom en christendom
In het christendom gaat het erom het met elkaar 'eens te zijn', in het jodendom gaat het erom met elkaar 'één te zijn'. In het christendom gaat het om geloven, overgave, gehoorzaamheid, in het jodendom gaat het om de erkenning van verantwoordelijkheid.

Over beloften
Beloften aan mensen hebben contractwaarde, je kunt er alleen onderuit als de ander het goed vindt. Echter je kunt nooit een belofte afleggen die ingaat tegen de halacha, de normatieve joodse levenspraktijk. Dergelijke beloften gelden niet en elke rabbijn zal dat bevestigen.

De rol van de rabbijn
Een rabbijn zal in principe niet uit zichzelf een advies geven. Een rabbijn over mensen die op sjabbat met de auto naar de synagoge kwamen: 'Gelukkig vragen ze me niet om advies, anders kwam er niemand meer naar de sjoel'.

Sterven
Leven dat geen menselijk leven meer is, mag je niet eindeloos rekken. Je mag de mens niet de mogelijkheid ontnemen menswaardig te sterven. Het ideaal in het jodendom is te sterven bij bewustzijn met het gebed Sjema Jisraeel op de lippen. Dan geeft de mens bewust zijn ziel terug aan God.

De Misjna
In de Misjna (het oudste gedeelte van de Talmoed) komen nauwelijks verwijzingen naar de Tora voor, want die kenden de rabbijnen uit het hoofd.

Lijden
Als iemand die lijdt, zijn lijden kan interpreteren als van God afkomstig, dan is het een chotspe dat te ontkennen. Maar voor je eigen lijden hoef je een dergelijke interpretatie niet over te nemen. Je moet er geen theologie van maken die elk lijden als zodanig interpreteert.

Voorkomen van misdaad
De Talmoed gaat ervan uit dat iemand die een misdaad toelaat, terwijl hij die had kunnen voorkomen, aan die misdaad schuldig is. Als een misdaad echter alleen voorkomen kan worden door het eigen leven op het spel te zetten, dan wordt de zaak problematischer en is er niet een algemeen oordeel mogelijk.

Oorlog
De Talmoed erkent het recht van verdediging tegen fysiek geweld en eveneens het recht op aanval om erger te voorkomen. Op grond daarvan waren de Zesdaagse oorlog en de Sinai-veldtocht halachisch geoorloofd.

Holocaust
Schroom om over de holocaust te spreken is begrijpelijk, maar leidt uiteindelijk tot verzwijging en verzwijging is een beloning  voor de moordenaars.

Het waren onder de Christenen slechts enkelingen die ingingen tegen wat de nazi's met de joden deden. Veel christelijke protesten kwamen niet zo zeer op voor de joden dan wel voor de bekeerlingen uit de joden, wanneer zij als jood behandeld werden.

In het jodendom speelt de ervaring een grote rol. De ervaring van christenen is dat ze aan de kant stonden toen de joden werden weggevoerd. Over die ervaring moeten we het in het leerhuis hebben.

Halacha
Het gaat er in de halacha niet om in God te geloven of op Hem te vertrouwen, maar om Hem te dienen. Halacha is de erkenning van relaties. Dat is iets anders dan vertrouwen. Halacha is in wezen atheïstisch: dit zijn de regels en zoek maar uit hoe je ermee moet leven. Maar door de halacha te volgen bevestig je je relatie tot God, tot de medemens en tot de schepping.

De laatste bijeenkomst op 9 maart 1987 was de eerste in de Zwolse synagoge. Omdat de groep een behoorlijke omvang had, bleef er aan het eind van de cursus een bedrag van ƒ 806,36 van de inschrijfgelden over. In overleg met de cursisten werd tijdens deze laatste bijeenkomst besloten dit bedrag door de Werkgroep Judaica Zwolle te laten gebruiken om een Stichting Judaica Zwolle op te richten, welke o.a. de organisatie van het Vrije Leerhuis in de jaren daarna zou voortzetten. Op 2 juni 1987 werd de Stichting Judaica Zwolle opgericht ten kantore van notaris Mr. J.J. Sissing.

Het seizoen 1987-1988
Voor de zomer van 1987 werd in een wijdere kring rond Zwolle een persbericht verspreid. Er werden twee cursusgroepen aangeboden. Vrij Leerhuis 1 was de inleidende cursus wederom over het boek 'Gods Partner', waarbij ikzelf als begeleidend docent optrad. Vrij Leerhuis 2 had als onderwerp 'Verkenningen in de rabbijnse traditie'. Gebruik werd gemaakt van het boek 'Op zoek naar Tora' van Willem Zuidema, die ook de docent was. Op de groepen tekenden 22 resp. 20 deelnemers in. Voor de aankondiging van Vrij Leerhuis 2 schreef Willem Zuidema o.a.:

"Verschillen zijn vaak belangrijker dan overeenkomsten. Als twee mensen elkaars verschillend-zijn kunnen aanvaarden, kan dat een goede basis zijn voor een duurzame relatie. Vandaar dat de joodse traditie, die zozeer ervaringsgericht is, niet negatief staat tegenover verschillen van mening: die horen nu eenmaal bij de veelkleurigheid en veelvormigheid van de schepping. Wie daarvan uitgaat, zal het anders-zijn van de ander niet als een bedreiging ervaren. Vanuit die gedachte kan een groep mensen - joden, christenen, andersdenkenden - gaan leren op bepaalde aspecten van de joodse traditie... en kan men het onbekommerd en met verve met elkaar oneens zijn en toch elkaar nader komen als mens."

Uit mijn aantekeningen van dit Vrij Leerhuis 2, dat ik volgde als cursist, haal ik een tweetal kernachtig geformuleerde samenvattingen van gesprekspunten.

Openbaring en werkelijkheid
In het christendom ziet men de aarde vol van Gods heerlijkheid, in het jodendom is de volheid van de aarde zelf Gods heerlijkheid. In het christendom kijkt men door de openbaring van Gods heerlijkheid naar de werkelijkheid, in het jodendom is de werkelijkheid de openbaring van Gods heerlijkheid. Door het observeren en bestuderen van de werkelijkheid leert men Gods heerlijkheid kennen. De zintuiglijke waarneming en de menselijke ervaring spelen daarom in het jodendom een veel grotere rol dan in het christendom.

De Noachidische geboden
Andere volken zijn niet geroepen de Tora te vervullen. Alleen de noachidische geboden zijn voor hen van belang in hun relatie tot Israël. Het standpunt van de rabbijnen is dat de andere volken hun Tora reeds hebben, dat wil zeggen hun eigen wetgeving voor zover die in overeenstemming is met de noachidische geboden.

In beide leerhuisgroepen werd gestart met dezelfde wijze van werken als die van het eerste jaar. In de aantekeningen die ik maakte van de 'beginnersgroep' die ik begeleidde, komen erg veel vragen van deelnemers voor zoals: 'Halachisch, wat is dat?', 'Midrasj en misjna, wat is dat?', 'Kasjroet, wat is dat?', 'Kiddoesj, wat is dat?'. Al snel werd geconstateerd dat in de open discussie direct na het vragen- en opmerkingenrondje het kenniselement te weinig aan bod kwam. Deelnemers hoorden vaak hele discussies van andere deelnemers aan zonder precies te weten waarover het ging. Afgesproken werd dat tijdens of direct na het rondje van vragen en opmerkingen waarmee de bijeenkomsten begonnen, de docent eerst kort de kennisvragen zou beantwoorden. Na de pauze kwamen dan de discussievragen aan bod in een meer open gesprek.

Nieuw in dit seizoen was de uitgave van het Judaica-Bulletin, dat aan alle cursisten gratis werd uitgereikt en dat informatie bood over allerlei andere activiteiten op joods gebied in en om Zwolle. Ook werd in dit seizoen gestart met de eerste cursus Bijbels-Hebreeuws.

De seizoenen 1988-1989, 1989-1990 en 1990-1991
In de jaren daarna bleef het Vrije Leerhuis een van de belangrijkste activiteiten van de Stichting Judaica Zwolle. Het aantal cursusgroepen breidde zich gaandeweg uit tot drie. Regelmatig bleef er een inleidende cursusgroep op het programma staan voor degenen die wilden beginnen met een brede oriëntatie op het jodendom. Daarnaast kwamen er Vrij Leerhuiscursussen over uiteenlopende onderwerpen. Hieronder een kort overzicht.

1988-1989

  • Een inleidend Vrij Leerhuis over het boek 'Gods Partner'. De docent was P.G. (Piet) Pranger, voormalig Hervormd predikant uit Steggerda, die in de voorafgaande jaren het Vrije Leerhuis bij Willem Zuidema had gevolgd en inmiddels naar Zwolle was verhuisd. Aantal deelnemers: 15.
  • Een gevorderden Vrij Leerhuis over de 'Verwerking van de Holocaust', begeleid door Willem Zuidema. Gebruikt werd zijn boek 'Isaak wordt weer geofferd'. Aantal deelnemers: 11.
  • De derde groep ging over 'Joodse achtergronden van de evangeliën' begeleid door mijzelf. We werkten uit het boek 'Zonder Tora leest niemand wel' dat ik samen met Will J. Barnard geschreven had. Aantal deelnemers: 20.

Van deze laatste cursus is mij vooral bijgebleven de moedeloosheid die sommigen overviel bij de ontdekking hoeveel kennis van het jodendom de evangeliën bij de lezer veronderstellen. Maar ook herinner ik mij de verrassende inzichten waartoe de cursisten tijdens de avonden regelmatig kwamen. In dit seizoen werden naast het Vrije Leerhuis twee cursussen Bijbels-Hebreeuws aangeboden: een beginners- en een gevorderdencursus.

1989-1990
Omdat Piet Pranger naar Amsterdam verhuisde, ontstond er een probleem ten aanzien van de begeleiding van de inleidende Vrij Leerhuisgroep. Omdat we toch een programma van drie groepen wilden aanbieden, nam ik op me twee groepen te begeleiden. Er werd sterk aan getwijfeld of een inleidende cursus met het boek 'Gods Partner' wel vier jaar achtereen een cursusgroep zou trekken. Daarom werd het volgende programma aangeboden.

  • Vrij Leerhuis 1 over 'Genesis lezen met de rabbijnen'. Cursusmateriaal: 'Uit joodse bronnen, deel 1' van rabbijn R. Gradwohl. Op deze groep schreven 25 mensen in.
  • De tweede groep zou weer gaan over de joodse achtergronden van de evangeliën nu met het boek 'Lukas, de Jood' dat ik met Will J. Barnard had geschreven in 1984. Er schreven slechts 6 mensen in, waarna we besloten de cursus te annuleren.
  • De derde groep voor 'gevorderden', begeleid door Willem Zuidema, had als onderwerp 'Inleiding tot de Talmoed en de halacha'. Behandeld werd het boek `De creativiteit van de Halacha' van Joseph B. Soloveitchik, door een deel van de cursisten als 'zware kost' ervaren. Er waren 15 deelnemer.

Wat de werkwijze tijdens de bijeenkomsten betreft, heb ik in de Genesisgroep geëxperimenteerd met een wat andere aanpak. Het tijdrovende vragenrondje aan het begin van de avond werd overgeslagen. Het eerste uur werd besteed aan een open gesprek met vragen en discussie over het bestudeerde gedeelte uit het cursusboek. Het tweede uur van de avond werd meestal een stuk tekst uit Genesis woord voor woord besproken en kwamen belangrijke Hebreeuwse woorden en denkwijzen meer systematisch aan de orde. Enkele keren werden de deelnemers in groepjes aan het werk gezet met materiaal uit de rabbijnse literatuur. Deze opzet bleek voor de meeste deelnemers het goede midden te houden tussen zelfstandig bestuderen en gezamenlijk verwerken van de stof enerzijds en kennisoverdracht anderzijds.

Naast het Vrije Leerhuis werd dit seizoen de cursuscyclus Bijbels-Hebreeuws voltooid met een derde cursus, de z.g. bijhoudcursus. Nieuw tijdens dit seizoen was een experiment met een korte cursus over joods-amerikaanse literatuur, waarvoor veel belangstelling bleek te bestaan. Verder werd in het voorjaar het eerste synagogepad georganiseerd.

1990-1991
Ondanks de stagnerende groei in het aantal deelnemers aan het Vrije Leerhuis werd besloten ook nu weer drie cursusgroepen aan te bieden. De heer D. (Dick) Broeren uit Coevorden, inmiddels twee jaar als cursusdeelnemer in ons midden, nam Vrij Leerhuis 1 als begeleidend docent voor zijn rekening. Daardoor konden we het volgende programma samenstellen.

  • Vrij Leerhuis 1 over het boek 'Gods Partner' begeleid door Dick Broeren. Er waren 11 deelnemers.
  • Vrij Leerhuis 2 over 'Exodus lezen met de rabbijnen'. We gebruikten 'Uit joodse bronnen, deel 2' van rabbijn R. Gradwohl. Daarnaast behandelde ik met de groep delen van het commentaar van Rasji op Exodus en ander materiaal. De groep had 12 deelnemers.
  • Willem Zuidema ging in Vrij Leerhuis 3 aan het werk met het boek 'Tussen oorsprong en schisma' van David Flusser. Het aantal deelnemers was 21.

Naast het Vrije Leerhuis en de drie cursussen Bijbels-Hebreeuws werden dit seizoen drie korte cursussen aangeboden over joodse geschiedenis, medische halacha en het midrasj-karakter van de evangeliën. Voor alle drie bestond veel belangstelling.

Enkele gegevens over de deelnemersgroep
De omvang van de totale groep deelnemers aan het Vrije Leerhuis is opvallend genoeg sinds het tweede seizoen niet wezenlijk is gestegen. Zij bleef schommelen rond de 43 à 44 deelnemers. We moeten daarbij echter bedenken dat het totale cursusaanbod van de Stichting Judaica in diezelfde tijd toenam met cursussen Hebreeuws en korte cursussen over allerlei aspecten van het jodendom. Zouden we ook de deelname aan die cursussen bij de tellingen betrekken, dan ziet het beeld er anders uit. Binnen dit sterk gegroeide, totale cursusaanbod is het Vrije Leerhuis een stabiele component gebleven, waarvan de uiteindelijke omvang in het tweede seizoen vrijwel bereikt werd.
 
De vraag hoe de totale groep deelnemers aan het Vrij Leerhuis was samengesteld, is niet eenvoudig te beantwoorden. Behalve de noodzakelijke gegevens voor de administratie zijn er geen andere gegevens van de cursisten ingezameld. Over leeftijd, kerkelijke gezindte e.d. valt daarom weinig met zekerheid te zeggen. Uit de geregistreerde gegevens valt alleen iets op te maken over het geslacht van de deelnemers, de regionale spreiding van hun woonplaatsen en over het verloop in de totale groep. Wat het geslacht betreft heeft de deelnemersgroep voor ca. 55% bestaan uit vrouwen en voor ca. 45% uit mannen. Uit de registratie van woonplaatsen kon worden afgeleid dat de regionale functie van het Vrije Leerhuis groot was. Vanaf het tweede seizoen schommelde het percentage deelnemers uit de gemeente Zwolle om de 50%, terwijl de overige 50% deelnemers uit een wijde omgeving rond Zwolle afkomstig was. Uit de rest van Overijssel kwam ca. 25%, uit Gelderland ca. 15% en uit Drente ca. 10%. Flevoland en Friesland waren incidenteel vertegenwoordigd.

Uit de gegevens is verder nagegaan hoe het verloop onder de cursisten is geweest. We zagen dat 50 tot 70% van de deelnemers na één keer te hebben deelgenomen een volgend seizoen niet terugkomt. Het aantal deelnemers in een bepaald seizoen dat in voorgaande seizoenen één of meer keer heeft meegedaan, nam echter gedurende de eerst vijf jaren toe. De werving van nieuwe deelnemers leek in het derde seizoen haar hoogtepunt te hebben bereikt.

Het verloop onder de cursisten leek daarmee op het eerste gezicht groot, maar gegevens om te kunnen vergelijken met andere leerhuizen in vergelijkbare omstandigheden ontbraken. Ook over de oorzaken van het verloop viel weinig met zekerheid te zeggen, daar de deelnemers niet ondervraagd zijn over hun motieven. Uit wat ik zo hier en daar opving, viel op te maken dat de oorzaken van het verloop erg divers waren. Sommigen vertrokken door verhuizing naar elders. Ongetwijfeld vielen er ook deelnemers binnen of na één jaar af, omdat zij in het Vrije Leerhuis niet vonden waarnaar zij op zoek waren. Anderen deden mee omdat een bepaald onderwerp hen erg interesseerde, maar schreven niet in voor andere onderwerpen. Nog een oorzaak heeft te maken met het feit dat leerhuisdeelnemers over het algemeen een maatschappelijk actieve groep vormen. Daardoor komen sommigen niet terug wegens vrijwilligerswerk elders, dat hen in beslag neemt. In dit verband heb ik verschillende keren het woord 'kerkeraadswerk' horen vallen. Al deze redenen en nog vele andere zijn legitiem. Doorstroming hoeft voor een leerhuis niet slecht te zijn. Het voorkomt een sfeer van 'ons-kent-ons'. Opmerkelijk en interessant was een verschijnsel van de laatste twee seizoenen, dat in de cijfers van 1990-1991 duidelijk waarneembaar was. Er gingen toen weer cursisten meedoen die één of twee jaar hadden 'overgeslagen'. Het Vrije Leerhuis behoort open deuren te hebben, zowel voor wie komen wil als voor wie wil gaan. Leren over de joodse traditie doet men immers uit vrije beslissing.

Terugblikkend op de eerste periode van vijf jaar Vrij Leerhuis vind ik de conclusie voor de hand liggend dat deze activiteit in Zwolle en omgeving voorzien heeft en zal blijven voorzien in een behoefte om te leren over het jodendom. Het Vrije Leerhuis voor Talmoed en Tora zal daarom ook de komende vijf jaar zeker worden voortgezet. 
 

Dit artikel verscheen eerder in enigszins andere vorm in: Judaica Bulletin 5 nr. 1, juli 1991
This is the website of Peter van 't Riet