Boekbespreking

Haagse rabbijnen - Peter van 't Riet - 1996
Boekbespreking

Titel: Haagse rabbijnen
Ondertitel: Drie eeuwen geestelijke leiding
Auteur: Ir I.B. Creveld
Uitgever: Walburg Pers, Zutphen 1995

In dit boek treden alle Haagse rabbijnen van 1700 tot heden voor het voetlicht. Aan de hand van hun onderlinge familiebetrekkingen, hun collegiale contacten en hun functioneren binnen en buiten de joodse gemeenschap, krijgt de lezen een beeld van een onbekend stukje Haagse geschiedenis.
 
Eind 17e eeuw vestigden zich rijke Portugees-joodse Amsterdammers met hun personeel in 's-Gravenhage. Dat was het begin van wat zou uitgroeien tot de op één na grootste joodse gemeenschap van Nederland. Als zodanig heeft Den Haag belangrijke geleerden kunnen aantrekken voor haar geestelijke leiding.

In dit boek worden alle rabbijnen beschreven in de maatschappelijke context van hun tijd. Het boek gaat in op joodse geestelijke en politieke stromingen, het liberale jodendom en de veranderende verhoudingen na de Tweede Wereldoorlog. Bovendien komen tal van Haagse synagogen aan bod, evenals diverse kerkbesturen. Het boek besteed ruim aandacht aan Isaac Maarsen, de laatste voor-oorlogse Haagse opperrabbijn. Zijn complete archief bleef bewaard. Dit geeft een uniek beeld van het werk en het persoonlijk leven van deze geestelijk leider, zowel vóór als tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Omdat 's-Gravenhage vanouds de zetel was van het stadhouderlijke hof waarmee veel Haagse joden banden onderhielden, is dit boek niet alleen van plaatselijk belang. Ook voor de nationale geschiedenis zijn er belangrijke zaken in te vinden. Bovendien treft ieder die geïnteresseerd is in het hedendaagse Nederlandse jodendom, er de nodige achtergrondinformatie in aan. In het laatste hoofdstuk bijvoorbeeld worden de hedendaagse Haagse rabbijnen besproken. Het boek is rijk geïllustreerd en gedocumenteerd.

Een typisch Hollands halachisch probleem
Tot slot een aardige anekdote uit dit boek over een typisch Hollands halachisch probleem (pag. 13-14). Zoals gezegd vestigden in de 17e eeuw veel sefardische joden afkomstig uit Amsterdam zich in Die Haghe. Maar zij konden in hun nieuwe woonplaats op sjabbat niet wandelen zo ver als zij wilden en geen voorwerpen dragen buiten hun woningen, want er was geen eroev techoemiem, noch een eroev chatserot. Op grond van Ex. 16:29, `ieder moet op zijn plaats blijven, niemand mag op de zevende dag uit zijn woonplaats gaan', hebben de joodse geleerden vastgesteld dat de jood zich op sjabbat niet verder dan 2000 el, ca 1000 meter, mag verwijderen uit zijn woongebied (de bebouwde kom). Door het leggen van een z.g. eroev techoemiem (bestaande uit enkele etenswaren) kan het woongebied worden uitgebreid. Op die manier kan men de loopafstand op sjabbat vergroten.

Het woord eroev betekent eigenlijk `vermenging' en duidt op de inlassing van het verbodene in de sfeer van het toelaatbare. Het gaat om het verrichten van een symbolische handeling die het mogelijk maakt op sjabbat en feestdagen andere handelingen te verrichten die anders verboden zouden zijn. Zo bestaat er ook een eroev chatserot, zonder welke het verboden is voorwerpen van particulier terrein over te brengen in openbaar gebied. Een eroev chatserot is een afsluitbare omheining rondom een vastgesteld openbaar gebied, waarbinnen zich particuliere gebieden bevinden. Door die omheining ontstaat op sjabbat als het ware één groot particulier gebied. De muur om de stad Amsterdam was in de 17e eeuw zo'n eroev chatserot, omdat deze bij de poorten afsluitbaar was. Amsterdamse joden die binnen de vesting woonden, konden daarom op sjabbat voorwerpen de hele stad door dragen (denk bijvoorbeeld aan het meenemen van gebedenboeken van huis naar de synagoge).

Die Haghe bezat echter geen stadsmuur toen de sefardische joden zich daar vestigden. Wel waren er in 1613-1619 op verzoek van prins Maurits singels voor een stadswaterlinie gegraven. Maar mochten deze als een grens voor het draaggebied worden beschouwd? Omdat Die Haghe geen eigen rabbijnen had in die tijd, raadpleegde men de sefardische opperrabbijnen van Amsterdam. Dezen adviseerden de stenen bruggen over de singels te laten vervangen door ophaalbruggen. Op die manier zou het gebied binnen de singels afsluitbaar worden, waardoor het als draaggebied kon  fungeren.  In 1692  werd  door  het stadsbestuur toestemming verleend voor deze ingreep. Op kosten van de sefardische joden werden de twee stenen bruggen vervangen voor ophaalbruggen.

De kwestie heeft veel rabbijnen nog lang bezig gehouden en er zijn hele briefwisselingen over gevoerd. Ook het probleem hoe te handelen als de singels zouden zijn bevroren, kwam daarbij aan de orde.
 

Deze boekbespreking verscheen eerder in: Judaica Bulletin 9 nr. 3, april 1996.
This is the website of Peter van 't Riet