Artikelen - Jodendom

De restauratie van de Zwolse synagoge voltooid - Peter van 't Riet - 1989

De sjabbatochtend in september 1983, waarop ik voor het eerst een bezoek breng aan de Zwolse synagoge, herinner ik mij als de dag van gisteren. Een paar minuten voor negenen, het aanvangstijdstip van de ochtenddienst, wandel ik in de zonnige binnenstad van Zwolle de Schoutenstraat binnen. Op het bordes voor de synagoge staat een in het zwart geklede heer mij aandachtig op te nemen. Naderbij gekomen stel ik mij voor in de veronderstelling onmiddelijk naar binnen te zullen gaan teneinde de aanvang van de dienst niet te hoeven missen. Dat pakt echter anders uit.

De man in het zwarte pak en met de zwarte hoed op zijn hoofd blijkt de heer J. Moëd te zijn, de voorzitter van de Joodse Gemeente Zwolle, en op dat moment is hij de eerste en enige aanwezige. Dit onverwachte begin van mijn kennismaking met de Joodse Gemeente van Zwolle blijkt al snel een groot voordeel op te leveren. Aangezien er nog negen volwassen joodse mannen moeten komen voordat de dienst kan beginnen, is er alle gelegenheid een praatje te maken. Ik verneem over de problemen waarmee de Joodse Gemeente te kampen heeft: het geringe aantal leden, de grote synagoge die in vervallen staat verkeert, de vergrijzing van het ledenbestand, het gebrek aan financiële middelen. Wel is het gebouw nog niet zo lang geleden op verzoek van de Joodse Gemeente voorlopig op de monumentenlijst geplaatst en is er zojuist sprake van een subsidie van de gemeente Zwolle om de tot duiventil verworden ramen te repareren, maar zal dit alles het verval kunnen tegenhouden? Gaandeweg komen er meer heren opdagen en na ongeveer een kwartier kan de dienst beginnen: een handjevol voor mij vreemde mannen in een enorme synagoge... en toch voel ik mij er thuis!

In de dagen en weken daarna begint het gepieker. Het is toch een bijzonder gebouw? Is het niet het enige monument in de Zwolse binnenstad, dat nog aan het Jodendom herinnert? Het Jodendom is toch al eeuwenlang een wezenlijk bestanddeel van onze kultuur en onze samenleving? Zijn er niet honderden joodse Zwollenaren in de kampen omgekomen? En niets zal aan hen herinneren als de synagoge vervalt en verdwijnt? Worden er niet overal in het land synagogen gerestaureerd? Is Groningen in die dagen niet hèt voorbeeld van hoe een synagoge bewaard kan blijven door de inspanningen van een aantal geestdriftige burgers? In Zwolle moet toch iets dergelijks mogelijk zijn?

Een maand later is er weer een dienst. Het is inmiddels herfst en in plaats van de grote synagoge wordt nu de bijsjoel of wintersjoel gebruikt: een kleine, knusse ruimte met houten stoelen en tafels in plaats van statige banken. Na afloop van de dienst spreek ik met de heer Moëd. Elk initiatief om tot restauratie van de synagoge te komen zal hij toejuichen, maar de Joodse Gemeente zelf kan het initiatief niet nemen, is hij van mening. Te gedecimeerd om zelf financieel te kunnen bijdragen zullen de Zwolse Joden het gevoel hebben te moeten bedelen om het voortbestaan van hun synagoge. Ik spreek af me te oriënteren in Groningen. Hij wijst me op een mogelijke medestander, die ook al eens over restauratie gesproken heeft: de heer J.G.K. Littooij, gereformeerd predikant voor Kerk en Israël in Zwolle.

Er volgen een paar verwarrende maanden. De architekt die de Groningse synagoge gerestaureerd heeft, brengt een bezoek aan de Zwolse synagoge. Het kontakt met Littooij verloopt gunstig. Moëd nodigt een joodse architekt uit Amsterdam uit om de synagoge te bekijken. De gesprekken met het bestuur van de Joodse Gemeente breiden zich uit. Ik maak kennis met de heren H.I. Kan en D. Stibbe, resp. secretaris en penningmeester. Er blijken inmiddels al vergaande kontakten te bestaan met het Zwolse architektenbureau Verlaan en Nijhof vanwege de herstelwerkzaamheden aan de ramen. Het gebouw is reeds in tekening gebracht. We vinden dat de kring moet worden uitgebreid. Op advies van Stibbe wordt notaris J.J. Sissing door Littooij en mij benaderd om zich als juridisch deskundige bij ons aan te sluiten. Eveneen op initiatief van Stibbe wordt ook de registeraccountant de heer C. van Utteren als financieel specialist bij het gezelschap betrokken.

In de loop van 1984 volgen de gebeurtenissen elkaar regelmatig op. In februari van dat jaar wordt er op initiatief van de Joodse Gemeente door het architektenbureau Verlaan en Nijhof een restauratieplan opgesteld. In de maanden daarna gaat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gedeeltelijk met dat plan akkoord en kan de restauratie van start gaan met werkzaamheden aan het dak, de ramen, de muren en de funderingen. Er volgen ingewikkelde financiële verwikkelingen tussen de Joodse Gemeente, het architektenbureau, de gemeente Zwolle, de provincie en Monumentenzorg. Met uitzondering van Van Utteren kan niemand er al gauw meer een touw aan vastknopen. In het najaar worden er plannen gesmeed om tot de oprichting van verschillende stichtingen te komen. Ook wordt er steeds vaker gesproken over een 'tweede fase' van de restauratie. In november wordt door het architektenbureau inderdaad een 'Raming van kosten 2e fase voor de restauratie van de synagoge' opgesteld.

Op 23 januari 1985 wordt de Stichting Voortbestaan Synagoge Zwolle opgericht met als doel: `het nemen van initiatieven, alsmede het verlenen van financiële steun ten behoeve van het behoud en het beheer van de synagoge te Zwolle en eventuele andere joodse monumenten in Zwolle en omgeving'. In de maanden en jaren die volgen, wordt er enorm veel werk verzet door de leden van het bestuur. Met name de heren Kan, Littooij, Stibbe en Van Utteren verrichten buitengewone inspanningen. Er wordt een Comité van Aanbeveling gevormd, een brochure samengesteld, een geldinzamelingsaktie gehouden, een bouwcommissie in het leven geroepen. Er worden kontakten onderhouden met gemeente, provincie en Rijksmonumentenzorg. Fondsen, bedrijven en kerken worden benaderd voor bijdragen. Uit de veelheid der gebeurtenissen volsta ik met een bloemlezing:

18-04-1985 Herdenkingsdient in de synagoge op Jom ha-Sjoa met na afloop de onthulling door de Israëlische ambassadeur de heer M. Ofer van het monument voor de synagoge ter nagedachtenis aan de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen Zwolse Joden.
26-09-1985 Veiling van kunstwerken van Zwolse kunstenaars in de raadzaal van het gemeentehuis van Zwolle. Opbrengst ca. ƒ 13.000,- voor de restauratie en herinrichting van de synagoge.
1986 Aanvang van de tweede fase van de restauratie. Werkzaamheden aan het woonhuis, de kleine synagoge, het plafond van de grote synagoge.
10-05-1987 Benefiet-avond in Odeon. Opbrengst ca. ƒ 15.000,- ten behoeve van de restauratie.
02-06-1987 Oprichting Stichting Judaica Zwolle. Doel: de verspreiding van kennis omtrent de joodse religie, taal, kultuur en geschiedenis. Aktiviteiten: o.a. de organisatie van leerhuiscursussen en cursussen Hebreeuws in de Zwolse synagoge.
22-09-1988 Aanvang derde fase van de restauratie. Werkzaamheden aan de entree, de bijruimten en het interieur van de grote synagoge-zaal, o.a. aan de vrouwengalerij.
24-01-1989 De heer W. Cornelissen te Zwolle wordt als nieuw lid opgenomen in het bestuur van de Stichting Voortbestaan Synagoge Zwolle. 
15-04-1989 Aanvraag subsidie bij het Medienefonds van het Opperrabbinaat Utrecht voor de aanschaf van een `mechietsa', een hek ter afscheiding van het religieuze en niet-religieuze gedeelte van de synagoge-zaal.

Op woensdag 20 september 1989 was het zo ver. Op een even stralende septemberochtend als waarop het voor mij zes jaar geleden begon, werd de geheel gerestaureerde synagoge van Zwolle tijdens een plechtige bijeenkomst heringewijd met het binnendragen van zeven prachtig aangeklede en versierde Tora-rollen. Zes jaren van vasthoudende arbeid door een relatief kleine groep mensen en van grote medewerking door zeer velen wier namen hier niet te tellen zijn, werden bekroond met een stijlvolle plechtigheid. Na afloop werden er kransen gelegd bij het monument voor de synagoge en vervolgens werd het deel van de Schoutenstraat waaraan de synagoge lag, hernoemd tot Samuel Hirschstraat naar Samuel Juda Hirsch de laatste opperrabijn van Overijssel.

En toch is er - terugblikkend op deze periode van zes jaren - niet alleen maar reden tot vreugde. Want zo voorspoedig als het ging met de restauratie van de synagoge, zo zorgelijk verging het de Joodse Gemeente van Zwolle. Uit de zes jaar dat ik haar gast mocht zijn, herinner ik mij één bar mitswa (joodse meerderjarigheidsceremonie), tweemaal een choepa (huwelijk) van bruidsparen die al niet (meer) in Zwolle woonden, geen enkele besnijdenis, maar wel vele begravenissen. Markante leden, waaronder de heren Blog en Moëd die beiden als chazan (voorzanger) optraden, verhuisden naar elders. Steeds moeilijker werd het om een minjan (het benodigde tiental mannen voor een dienst) bijeen te brengen. Zo blij als we zijn met de gerestaureerde synagoge, zoveel zorgen maken we ons over de Joodse Gemeente, die nog draait vooral dankzij de voortdurende inspanningen van slechts enkele families. Dat zij er spoedig niet meer alleen voor zullen staan!

Dit artikel is eerder verschenen in: Judaica Bulletin 3 nr. 2, oktober 1989.
This is the website of Peter van 't Riet